De duif en de
mier Dwars door het bos liep een helder, kabbelend
beekje. Onder een grasspriet in de berm zat een
mier. Die had erg veel dorst en daarom boog ze
zich voorover om wat te drinken. Maar terwijl ze
dat deed gleed ze uit en viel ze in het water. De
stroom sleurde haar mee, ver weg stroomafwaarts.
Hoe ze ook haar best deed, ze redde het niet om
aan de kant te komen.
Op dat moment vloog er een duif boven de beek.
Deze zag de in het water spartelende mier en had
medelijden met het in nood verkerende diertje. De
duif brak een takje van een in de buurt staande
struik en liet dat in het water vallen. De mier
aarzelde geen moment en klauterde vlug op het
takje en bereikte zo veilig de oever.
Kort daarop was de mier aan het wandelen, toen
ze de duif toevallig weer ontmoette. Een jager
stond op het punt de vogel in een groot net te
vangen. De mier, die zag wat er ging gebeuren,
stak de man in zijn hiel. Deze gaf een gil van
schrik. De duif hoorde het, werd bang en vloog
weg.
De ene dienst is de andere waard.
EINDE
AESOPUS - DE
FABEL VAN DE DUIF EN DE MIER |