De Djinn van
de zee Er woonde eens in een vissersdorpje aan de zee een
man met zijn vrouw en vele kinderen. De oceaan was
hun enige bron van inkomsten.
Ciad (zo heette de man) werkte hard. In de warmste
uren van de dag repareerde hij zijn netten. Als
het ging schemeren legde hij zijn bootje in het
water en vertrok om tegen de morgen terug te
keren. Hij kende de kust met zijn klippen en
stromingen, maar ondanks dat ving hij nooit meer
dan drie vissen. Daarvan moest het gezin leven.
Op een dag dat de visser op zee was en als
altijd zijn best deed iets te vangen, steeg voor
zijn ogen de verschrikkelijke Djinn el Behari (de
geest van de zee) op uit het water. Ciad
versteende bij de aanblik van de zeereus.
'Wat val jij mij toch iedere dag lastig, kun
je mij niet met rust laten?' zei Djinn el Behari.
'Heb medelijden met mijn gezin,' antwoordde de
visser, 'mijn vrouw en ik hebben veel kinderen en
ik ben de enige die voor ze kan zorgen. Met de
grootste moeite vang ik drie schamele visjes per
dag.'
'Als dat zo is,' sprak de reus, 'zal ik je een
cadeau geven. Maar pas op, spreek er met niemand
over. Hier heb je een tafeltje. Je hoeft alleen
maar te zeggen: "tafeltje doe je werk"en het zal
je geven wat je wenst.
.. couscous, mechoui, kippesoep, schaperagoüt,
noem maar op. Maar er is één voorwaarde: laat mij
verder met rust met je vishaken en netten, of ik
word vreselijk kwaad.'
Opgetogen nam Ciad het tafeltje mee naar zijn
vrouw. 'Djinn el Behari heeft mij een tafeltje
geschonken dat ons alles zal geven wat wij vragen.
Vanaf vandaag zullen onze kinderen altijd te eten
hebben. Je hoeft maar te zeggen "tafeltje doe je
werk".
Maar de Djinn heeft mij wel op het hart gedrukt
er met niemand over te spreken.'
Vol verwachting vroeg de vrouw het tafeltje om een
stuk gebraden vlees waar ze al jaren naar
smachtte.
En zie, het tafeltje zette haar een verrukkelijke
bout voor. Het hele gezin juichte van vreugde. Die
avond, de volgende dag en de dagen daarna hielden
de visser en zijn vrouw het ene feestmaal na het
andere en aten alles waar ze maar zin in hadden.
Omdat
het nu zo makkelijk was de smakelijkste maaltijden
op tafel te krijgen, kreeg de vrouw het idee haar
nicht uit te nodigen. Het gezin was steeds te arm
geweest om gasten te ontvangen en de vrouwen
hadden elkaar dan ook lang niet gezien, ze
praatten honderduit. De nicht, verbaasd over
zoveel overvloed, vroeg hoe het kwam dat het gezin
het opeens zo ruim had.
De vissersvrouw bedacht dat zij een familielid
het geheim wel zou mogen vertellen en ze bekende
dat het tafeltje het werk deed. Ze ging zelfs
zover haar nicht te vragen wat ze wilde eten om zo
ter plekke een demonstratie te kunnen geven.
'Matsered akhdem chegholek, doe je werk,' en het
tafeltje toverde het gevraagde gerecht te
voorschijn. 'Choufi, zie je?' zei de vrouw trots
tegen haar gast. Vanaf dat moment wilde de nicht
nog maar één ding: het tafeltje stelen. Zij
overlegde met haar man. Zij besloten de familie te
vragen of zij een paar dagen konden komen logeren.
De vissersvrouw ging graag op het verzoek in.
Over het eten hoefde zij zich immers geen
zorgen meer te maken, daar had zij het tafeltje
voor. De visser legde dus twee extra matrassen in
de kamer en nodigde de familie van zijn vrouw uit.
Toen het echtpaar er was bestudeerde de man
nauwkeurig het tafeltje en noteerde in zijn
gedachten afmeting, kleur en vorm. Daarna liet hij
er precies zo één maken, en die verwisselde hij de
volgende avond met het echte tafeltje. De volgende
dag nam het echtpaar afscheid en vertrok, 's
Middags wilde de vissersvrouw haar gezin een
maaltijd voorzetten, maar hoe zij ook riep
'tafeltje doe je werk', het tafeltje reageerde
niet.
Noodgedwongen gooide de visser zijn boot weer in
het water. Zeven dagen lang ving hij niet één vis.
Zijn kinderen verkommerden.
De nicht en haar man daarentegen vierden feest.
De visser zei tegen zijn vrouw: 'Ga naar je nicht.
Vertel haar van onze ellende en bedel desnoods om
wat etensresten. Wij hebben haar tenslotte
gastvrij ontvangen.' De vrouw ging naar haar
nicht, bekende dat het tafeltje zijn werk niet
meer deed en dat haar man niet één vis ving. Het
gezin dreigde om te komen van de honger. De nicht
toonde weinig medelijden. Als zij wat eten zou
geven zou de vissersvrouw misschien ontdekken dat
zij het tafeltje gestolen had.
Bovendien zou de vissersvrouw dan blijven
bedelen. De volgende dag klopte de arme vrouw weer
aan bij haar nicht, maar zij kreeg nog geen korst
brood. De visser was ten einde raad.
Toch ging hij steeds weer naar zee in de hoop iets
te vangen.
En daar steeg de Djinn weer op uit de golven. v
'Ben jij daar nu weer, wat heb je met het tafeltje
gedaan?'
'Heer, het tafeltje werkt niet meer.' 'Hoezo werkt
het niet meer, wie is er de laatste tijd bij jou
op bezoek geweest?' 'De familie van mijn vrouw.'
'Luister, maak een maaltijd klaar en nodig de
familie van je vrouw weer uit.
' De visser ging naar huis en leende geld om
het eten te kunnen betalen. De vrouw ging naar
haar familie en zei: 'Mijn man heeft goed werk
gevonden en wij geven nu een ouada (feest dat men
geeft wanneer een wens in vervulling is gegaan).
Wij nodigen jullie uit.' De nicht werd
nieuwsgierig en zei tegen haar man: 'Zij moeten
iets gevonden hebben dat nog beter is dan het
tafeltje. Wij
moeten erachter zien te komen wat dat is.'
Zij gingen dus naar de visser en het gezelschap
zette zich aan tafel. Midden onder het eten zei de
vissersvrouw tegen haar nicht: 'Jij hebt mijn
tafeltje gestolen.' 'Hoe kom je erbij, wij zijn
eerlijke mensen.
'
'Nee, jullie zijn niet eerlijk en medelijden
kennen jullie ook niet. Zelfs broodkruimels
hebben jullie mij geweigerd.' De nicht en haar man
bleven ontkennen.
Toen doemde, angstaanjagend, Djinn el Behari op
in de gedaante van een zwarte reus. Hij zei tegen
de gasten: 'Jullie zijn dieven. Jullie hebben geen
medelijden ge-
had met deze arme mensen, zelfs niet met hun
kleine kinderen. Jullie waren bang dat zij vaker
bij jullie zouden aankloppen voor hulp. Als jullie
een beetje liefde hadden gehad, had ik jullie ook
een tafeltje gegeven.
Maar nu de zaken er zo voorstaan neem ik jullie
mee.' Bliksemsnel bukte Djinn el Behari zich,
greep het slechte echtpaar en nam ze mee over de
zeven zeeën. Nadat hij hen over het schuim van de
kolkende oceaan had gesleurd en tegen de ruwe
rotsen had geslagen, smeet hij ze op de kust van
een ver land, ellendig en uitgeput. Zij moesten
jaren lopen voor zij weer thuis waren.
|