De dennenappeldametjes

Twee lieve kleine boswezentjes woonden in het diepe donkere bos in een uitgeholde boomstronk. De jongste heette Miesje en de oudste Liesje. Het waren twee echte dametjes, want altijd waren zij beleefd en ze vergaten nooit dank u wel te zeggen. Ze woonden in hun holle boomstronk en zorgden helemaal voor zichzelf. Ze hadden een tuintje, waarin ze groente en fruit kweekten. Toen de aalbessen rijp waren, zei Miesje: "Vandaag wil ik een aalbessentaart bakken, want de bessen zijn al zo rood." Maar toen ze de bessen wilde plukken, zag ze tot haar grote schrik dat op een tak een dikke groene rups zat, die al de helft van de bessen opgegeten had.
 
"Je moetje schamen," riep Miesje verontwaardigd, "om alle aalbessen op te eten zonder te vragen. Zoiets doe je niet. Houd daar onmiddellijk mee op, voordat ik echt boos word." Ze wilde de rups pakken, maar opeens riep de rups klaaglijk: "Als jij wist hoe zielig ik ben, zou je niet zo boos zijn."
"Hoezo zielig, wat is er dan met je?" wilde Miesje weten. "Ik heb altijd verschrikkelijk buikpijn en mijn hoofd doet pijn en mijn voeten branden altijd zo. Nu moet ik van dokter uil veel aalbessen eten. Dan word ik pas beter", jammerde de rups. Hij keek zo zielig dat Miesje medelijden met hem kreeg. Daarom pakte ze het beestje op en nam het mee naar huis. Ook Liesje vond de rups zielig toen ze het hele verhaal hoorde. "We moeten de rups maar verwennen, misschien wordt hij dan weer gauw beter", dacht Liesje en Miesje was het daarmee eens. Dus werd de rups op een kussen gelegd, kreeg lekkere hapjes en werd door het tweetal vertroeteld. De rups vond het allang best. Hij wilde wel lekker verwend worden. Maar hij werd zo verwend, dat hij wel erg ontevreden werd, maar niet beter.
De ene keer wilde hij een appel, dan weer verse morgendauw om te drinken en dan weer wilde bijenhoning. Nu had hij het verschrikkelijk koud, dus breiden de twee dennenappeldametjes voor hem een warme jas. En nog steeds was het niet naar zijn zin. Hij liet Miesje en Liesje de gehele dag draven. Ineens kreeg Liesje er schoon genoeg van. Ze had bosbessenpudding voor hem gemaakt en de rups vond de pudding helemaal niet lekker. Liesje werd boos en smeet de pudding in zijn gezicht. De rups begon onmiddellijk te schreeuwen. "Durf je wel, houd je er dan helemaal geen rekening mee dat ik nog zo ziek en zwak ben? En ik dacht altijd dat je een dame was. Nou, een dame smijt niet met pudding, maak mij onmiddellijk schoon!" "Dat had je gedacht en ik smijt niet alleen met pudding, maar ook met rupsen. Let jij maar eens op", riep Liesje, pakte de rups en smeet hem met een grote boog naar buiten.
"Ziezo," riep ze, "opgeruimd staat netjes." En dat vond Miesje ook, want de rups was helemaal niet ziek. De dennenappeldametjes hadden iets geleerd: je moet niet alles geloven wat er verteld wordt.