Een demon laat zich verschalken

Er was eens een koning die een mooie dochter had, Ratnavatie genaamd. Een demon werd verliefd op haar en elke dag, tijdens de avondschemer, ondernam hij pogingen de prinses te benaderen. Zij voelde zich lastiggevallen, terwijl de demon erop hoopte, dat zij eens zijn liefde zou beantwoorden. Maar de mooie prinses voelde niets voor de verliefde dwaas. Vol goede moed bleef de minnaar dagelijks zijn geluk beproeven. Ten einde raad trok de prinses een magische cirkel om zich heen. Zij was nu veilig; de demon kon met geen mogelijkheid binnen de kring komen.

Hij liet de moed echter niet zakken. Hij bleef haar dagelijks rond het gebruikelijke schemeruur bespieden. Op een avond hoorde hij de prinses tegen een hofdame zeggen: "Die schemerdemon is werkelijk koppig. Ik vraag me af hoe ik ooit van hem af kom. Een ander was al lang afgedropen." De dwaze demon dacht: Ik wist niet dat er nog iemand was die het op haar gemunt heeft. Dat is niet verwonderlijk. Zij is zo schitterend, ik kan nooit de enige demon zijn die door haar schoonheid verblind is. Zijn naam is dus Schemerdemon. Als ik het goed begrepen heb, is Schemerdemon een formidabel figuur, uit wiens klauwen zij poogt te ontsnappen. Ik zal mijzelf in een paard veranderen en in de stal wachten. Ik wil wel eens zien hoe mijn rivaal eruit ziet. De avondschemer is al bijna voorbij, dus hij zal nu wel gauw komen.

De demon veranderde zichzelf in een sterke, aantrekkelijke hengst en ging tussen de andere paarden in de stal staan. Pal daarop sloop een dief de stal binnen. Hij kwam een paard stelen en zijn oog viel dadelijk op het demon-paard. Hij leidde het dier de stal uit, deed het de teugels aan en draafde erop weg. Het paard dacht: O jee, dit is Schemerdemon, hij is gekomen om mij te doden. Hoe moet ik nu ontsnappen? Het probleem van de prinses is het mijne geworden.

De dief verwonderde zich over de miraculeuze snelheid van het paard. Hij liet het de teugels voelen, maar daardoor ging het dier alleen maar nog sneller galopperen. Dit kan geen echt paard zijn, dacht de dief. Ik heb van mijn leven nog nooit een paard bereden dat in een snellere galop overgaat als je de teugels strakker aanhaalt. Hoe moet ik nu ontsnappen?

Weldra naderden zij een boom, waarvan de takken niet hoog boven de grond hingen. De dief sprong omhoog en verdween tussen de bladeren. Hij was blij aan de demon te zijn ontsnapt en de demon was blij dat hij van zijn belager af was. Op een hogere tak van de boom zat echter een aap, die een vriend was van de demon. Hij riep naar zijn makker: "Hé, hoe zit dat, jij bent toch een demon, een menseneter. Dit hier is een mens, jouw geliefde voedsel. Waarom liet je hem op jouw rug zitten, in plaats van hem op te eten?" De demon nam zijn oorspronkelijke vorm aan en maakte aanstalten om in de boom te klimmen. De dief was woedend op de aap omdat hij hem verraden had. Hij pakte zijn staart, die naar beneden hing. uit alle macht begon hij eraan te trekken, zodat de aap tussen twee takken bekneld raakte. De dief zette zijn tanden in de staart en beet er een stuk van af. Dat deed zo'n pijn dat de aap er tranen van in de ogen kreeg en zijn gezicht in een lelijke grimas vertrok.

Toen de demon hem aankeek, bedacht hij zich geen tweede maal en zette het op een lopen. "Naar jouw gezicht te oordelen, moet die Schemerdemon wel een verschrikkelijk gedrocht zijn, beste vriend. Ik maak me uit de voeten, voordat hij mij ook te pakken krijgt." De demon verdween en bleef in het vervolg ver uit de buurt van de prinses.

EINDE

Toelichting:

Verhaal uit de 'Pancatantra', een klassiek werk, dat bestaat uit een verzameling volksverhalen, overwegend fabels, die rond de vijfde eeuw voor onze jaartelling in het Sanskriet zijn opgetekend. De 'Pancatantra' behoort tot de Niti-literatuur. Niti betekent: gedragscode voor de wijze. Werken die behoren tot dit genre zijn didactisch van aard en zijn speciaal geschreven voor het onderricht van zonen van vorsten en notabelen.

Bron:

"Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Draken en andere vreemde wezens. Verhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie" Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1991.