Connla en het
elfenmeisje
Connla van het vlammend Haar was een zoon van Conn van de
Honderd Gevechten. op een dag, toen hij naast zijn vader op de heuvel van u sna
stond, kwam er een vreemd gekleed meisje naar hem toe. "Waar kom je vandaan,
meisje?"vroeg Connla. "Ik kom van de vlakten van de Eeuwig Levenden", zei ze.
"Daar bestaan geen dood en geen zonde. we hebben er altijd vrij en, vrolijk als
we zijn, hebben we nooit van iemand hulp nodig. Ruzie maken doen we evenmin.
omdat we in de ronde groene heuvels wonen, noemen de mensen ons het Heuvelvolk"
De koning en al zijn metgezellen waren verbaasd dat ze een stem hoorden
spreken zonder dat ze iemand zagen. want behalve Connla kon niemand het
elfenmeisje zien. "Tegen wie heb je het, mijn jongen?"vroeg Conn.
Daarop antwoordde het meisje: "Connla praat met een jong, blond meisje, dat
geen dood en ouderdom in het vooruitzicht heeft. Ik hou van Connla en nu vraag
ik hem mee te gaan naar Moy Mell, de vlakte van het Genot, waar Boadag voor
eeuwig koning is. Dat land heeft geen verdriet en zorgen gekend sinds hij er
koning is. Kom met mij mee, Connla van het vlammend Haar, blozend als de
dageraad met je getaande huid. Een elfenkroon ligt klaar om je knappe gezicht en
koninklijke verschijning te sieren.
Kom met mij mee, dan zullen je knappe trekken en je jeugd nooit verdwijnen,
tot aan de dag des oordeels." De koning, die angstig werd door de woorden
van het meisje, dat hij wel kon horen maar niet kon zien, richtte zich tot zijn
druïde, die Coran heette. "Coran met je vele toverkunsten en je vele
listen," zei hij," ik vraag je om hulp. Ik sta voor een opgave die
mijn kunde en verstand te boven gaat - de zwaarste sinds ik de troon besteeg.
Een onzichtbaar meisje is naar ons toegekomen en wil haar macht gebruiken om mij
mijn enige, knappe zoon af te nemen. Als jij me niet bijstaat, wordt hij me
ontfutseld door de listen en de hekserij van een vrouw." Toen kwam de
druïde coran naar voren en sprak zijn toverspreuken op de plaats waar de stem
van het meisje was gehoord. En niemand hoorde meer haar stem en ook kon Connla
haar niet meer zien.
Alleen wierp ze, toen ze door de toverspreuk van de druïde verdween, een
appel naar Connla. Na die dag at of dronk Connla een maand lang helemaal niets,
behalve die appel. Maar als hij ervan at, herstelde de appel zich vanzelf: zo
bleef hij steeds heel en fris. En Connla vatte een almaar heviger verlangen op
naar het meisje dat hij had gezien. Maar op de laatste dag van die bewuste maand
stond Connla naast zijn vader op de vlakte van Arcomin, toen hij opnieuw het
meisje op zich af zag komen. opnieuw richtte ze het woord tot hem. "Een
roemrijke positie neem jij, Connla, in onder de sterfelijke mensen die wachten
op de dag van hun dood. Maar het volk met het eeuwige leven verzoekt je nu naar
Moy Mell, de vlakte van het Genot te komen.
want het heeft je leren kennen en je thuis gezien bij de mensen die om je
geven." . Toen koning Conn de stem van het meisje hoorde, zei hij tegen
zijn mannen: "Haal snel mijn druïde Coran, want ik merk dat zij vandaag
weer kan praten." Toen zei het meisje: "Machtige Conn, die honderd
gevechten geleverd heeft, de macht van de druïde wordt weinig gewaardeerd. In
het machtige land waar zoveel rechtschapenen wonen, staat zijn toverkracht laag
in aanzien. wanneer de wet komt, zal het gedaan zijn met de toverspreuken van de
druïde, die van de lippen van die valse zwarte demon komen." Daarop merkte
koning Conn dat Connla sinds de komst van het meisje geen woord meer tegen
iemand had gezegd. Daarom vroeg Conn van de Honderd Gevechten hem: "pieker
je over wat de vrouw zegt, mijn jongen?" "Het is moeilijk voor
mij", zei Connla.
"Ik hou boven alles van mijn eigen volk. Maar toch, ja toch, voel ik een
sterk verlangen naar het meisje." Toen het meisje dat hoorde, antwoordde
ze: "De
oceaan is minder sterk dan de golven van jouw verlangen. Kom met mij mee in mijn
currach, mijn glanzende, glijdende, kristallen bootje. we zullen gauw in Boadags
rijk zijn. Ik zie de zon nu ondergaan, maar hoe ver het ook is, we kunnen er
voor het donker zijn. Er is ook nog een ander land dat het waard is om naartoe
te reizen, een land dat iedereen die het ziet opgewekt stemt. Er wonen alleen
vrouwen en meisjes.
Als je wilt, kunnen we erheen gaan en er gelukkig samenleven." Toen het
meisje was uitgesproken, zette Connla van het Vlammend Haar het op een lopen.
Hij sprong in de currach, het glanzende, glijdende, kristallen bootje. En daarop
zagen de koning en zijn hovelingen het bootje wegglijden over de fel oplichtende
golven naar de ondergaande zon. verder, steeds verder voer het, tot het uit het
zicht was verdwenen. zo voeren Connla en het elfenmeisje de zee op. Niemand zag
hen ooit terug en evenmin wist iemand waar ze waren heengegaan. .
|