De clown van God

Er was eens, heel lang geleden, in het stadje Sorrento een jongetje dat Giovanni heette.
Hij had geen vader en moeder meer en was in lompen gekleed.
Hij moest bedelen voor zijn brood en hij sliep onder bruggen en in portieken.

Maar Giovanni was gelukkig, want hij kon iets heel bijzonders.
Hij kon jongleren. Iedere dag ging hij naar het groente- en fruitstalletje van signor Baptista om daar zijn kunsten te vertonen.
Hij kon jongleren met citroenen en sinaasappels, appels en aubergines en zelfs met komkommers en altijd kwamen er veel mensen kijken en als Giovanni klaar was met jongleren kochten de mensen bij signor Baptista groenten en fruit. Dan gaf de vrouw van signor Baptista een kop warme soep aan Giovanni. En zo was iedereen tevreden. Op een dag kwam er een groep rondreizende toneelspelers in de stad en Giovanni keek hoe zij dansten en zongen in hun prachtige kleren. 'O', zei Giovanni bij zichzelf, 'zo wil ik ook leven.' En toen het stuk afgelopen was, ging Giovanni met de Maestro praten. 'Nee, nee', zei de Maestro. 'Ik heb geen schooiers nodig. Ga maar ergens anders bedelen.' 'Maar ik ben heel handig', hield Giovanni vol. "Ik kan helpen met in- en uitpakken. Ik kan voor de ezels zorgen. En Maestro', zei Giovanni toen, 'ik kan jongleren!' En hij liet zijn kunsten zien. 'Niet gek', zei de Maestro toen hij Giovanni bezig zag. 'Met wat meer oefening... Goed dan, ga maar met ons mee, maar je krijgt geen geld. Al watje krijgt is een slaapplaats en een bord eten. Je bent ten slotte bij de beste toneelspelers van heel Italië.' 'Hartelijk dank', zei Giovanni. 'Ga je spullen maar halen. We vertrekken over een uur', zei de Maestro.

Toen nam Giovanni afscheid van signor en signora Baptista en ging op reis met de toneelspelers. Niet lang daarna gaf de Maestro hem een kostuum en Giovanni jongleerde voor het publiek.
Hij schilderde een clownsgezicht, ging voor het doek staan en voordat het spel begon, boog hij, maakte een felgekleurde zak open, rolde een kleedje uit en begon.
Hij jongleerde met stokjes en borden. Dan zette hij de borden op stokjes en draaide ze in het rond.
Hij jongleerde met knotsen en ringen en zelfs met brandende fakkels. Ten slotte gooide hij een rode bal en een oranje bal op. Daarna een gele bal, een groene, een blauwe en een paarse, totdat het leek of hij met de regenboog jongleerde. 'En nu de Zon in de Hemel!' riep hij. Terwijl hij nog steeds jongleerde pakte hij een glanzende gouden bal en gooide hem hoger en hoger, sneller en sneller. En het publiek juichte hem toe. Giovanni werd erg beroemd en het duurde niet lang of hij nam afscheid van de reizende troep en begon voor zichzelf.
Hij reisde heel Italië door en hoewel zijn kostuum steeds mooier werd hield hij altijd zijn clownsgezicht. De ene keer jongleerde hij voor een hertog; en een andere keer voor een prins.

Maar hij deed altijd hetzelfde: Eerst de stokjes, dan de borden, dan de knotsen, de ringen en de brandende fakkels. En helemaal aan het einde de regenboog van gekleurde ballen. 'En nu de Zon in de Hemel!' riep hij, en de gouden bal ging hoger en hoger, en het publiek lachte en klapte en juichte.

Op een zekere dag zat Giovanni tussen twee steden in de schaduw van een boom en at brood met kaas, toen er twee monniken langs kwamen. 'Kom, wil je je eten met ons delen, goede clown?'vroegen ze, 'en moge God je belonen en broeder Franciscus je zegenen!' 'Ga maar zitten, brave broeders', zei Giovanni. 'Er is meer dan genoeg.'

Terwijl de drie mannen zo zaten te eten, vertelden de monniken hoe ze van stad tot stad trokken en om voedsel bedelden en de vreugde van Onze Lieve Heer verspreidden. 'Onze stichter, broeder Franciscus, zegt dat alles leeft ter meerdere glorie van Onze Lieve Heer. Ook jij met dat jongleren van jou', zei een van de monniken. 'Dat geldt misschien voor mensen zoals jullie, maar ik jongleer alleen maar om de mensen aan het lachen te maken, zodat ze gaan klappen', zei Giovanni.
'Dat is hetzelfde', antwoordden de monniken. 'Als je de mensen gelukkig maakt, draag je ook bij tot de glorie van Onze Lieve Heer.'
'Als jullie het zeggen!' zei Giovanni lachend, 'zal het wel zo zijn, maar nu moet ik verder naar de volgende stad. Arrivederci, goede broeders en veel succes!'

En overal waar Giovanni kwam, was de lucht vol van zijn vliegende borden en stokken, zijn knotsen en ringen en fakkels. En altijd kwam daarna zijn regenboog van ballen en 'de Zon in de Hemel'.
En overal waar Giovanni kwam moesten de mensen lachen en het geluid van hun gelach en hun toejuichingen schalde door de steden.

Jaren gingen voorbij. Giovanni werd oud en het werden moeilijke tijden.
De mensen stopten niet meer om te kijken.
'O, dat is die oude clown weer, die altijd staat te jongleren. Die hebben we al gezien', zeiden ze. Giovanni voelde zich ongelukkig, maar hij bleef jongleren, totdat hij op een dag 'de Zon in de Hemel' liet vallen en de regenboog van ballen naar beneden stortte en de mensen die om hem heen stonden begonnen te lachen.

Maar dit keer niet van plezier.

Toen deden ze iets verschrikkelijks. Ze gooiden groenten en stenen naar Giovanni, zodat hij moest rennen om zijn leven te redden. Bij een beekje waste Giovanni zijn clownsgezicht af.

Hij stopte zijn stokken en borden weg, en zijn knotsen en ringen en de gekleurde ballen.
Hij stopte zijn kostuum weg en hij hield op met jongleren. Voor altijd.
Het beetje geld dat hij had raakte al gauw op en zijn kleren werden tot lompen, en hij moest bedelen om voedsel en hij sliep weer onder bruggen en in portieken, net als in zijn jeugd.

'Het is tijd om naar huis te gaan', zei de oude man vermoeid tot zichzelf. En hij ging op weg naar Sorrento.
Het was een koude winteravond toen hij ten slotte in de stad aankwam.
De wind blies hard en er viel een ijskoude regen.
Hoog boven hem doemde de kloosterkerk van de monniken op.
De ramen waren donker.
De oude Giovanni kroop nat en koud naar binnen en viel in een hoekje in slaap.
Hij werd wakker van muziek.
De kerk schitterde van het kaarslicht en was vol mensen die Gloria, Gloria, zongen. Giovanni kon zijn ogen nauwelijks geloven. Zoveel schoonheid.
Een lange rij monniken, priesters, nonnen en mensen uit de stad slingerde zich door de kerk. Iedereen had een prachtig geschenk bij zich. Ze legden de geschenken neer voor een beeld - van een vrouw met haar kind.
'Wat is er aan de hand?' vroeg Giovanni aan iemand die vlak bij hem stond.
'Wel oude man, het is de geboortedag van het Heilige Kind', antwoordde de vrouw.
'En in de processie brengt iedereen zijn geschenken.' Giovanni keek vol verbazing naar de processie tot die afgelopen was.
Alle mensen gingen de kerk weer uit en het werd donker, behalve bij het beeld van de Vrouw en het Kind, want het werd omringd door helder brandende kaarsen. Giovanni kwam dichterbij.
Het Kind op de schoot van de Vrouw zag er zo ernstig, zo streng uit.
'O', zei Giovanni, 'ik wou dat ik ook iets had om te geven. Uw kind ziet er zo droevig uit, zelfs met al deze mooie geschenken.

Maar wacht eens, vroeger maakte ik de mensen altijd aan het lachen.' Giovanni maakte de zak open die hij bij zich had en haalde er zijn oude kostuum uit.

Toen schilderde hij zijn clownsgezicht, rolde het kleedje uit en begon te jongleren. Eerst de stokken.

Toen de borden. Daarna liet hij de borden op de stokken draaien. En toen de knotsen en de ringen. Broeder Portier, die de deuren van de kerk juist wilde sluiten, zag Giovanni jongleren.
Hij rende naar buiten om de priester te halen.

Maar Giovanni merkte daar niets van. 'En nu', zei Giovanni lachend tegen het Kind, 'eerst de rode bal, dan de oranje..; dan de gele... en de groene, de blauwe en de paarse.' Giovanni jongleerde de ballen hoger en sneller, totdat het leek of het een regenboog was. 'En nu', riep Giovanni, 'De Zon in de Hemel!' De gouden bal ging rond en rond, hoger en hoger. Giovanni had zijn hele leven nog nooit zo goed gejongleerd.
Hoger en hoger, sneller en sneller. De kleuren dansten door de lucht.
Het was schitterend. Giovanni's hart bonsde. 'Voor jou, lief Kind, voor jou', riep hij. Plotseling stopte zijn oude hart. En Giovanni viel dood op de vloer. De priester en broeder Portier kwamen binnen. De priester boog zich over de oude Giovanni en zei: 'Ach, de oude clown is dood. Moge zijn ziel rusten in vrede.' Maar broeder Portier week achteruit en keek met open mond naar het beeld van de Vrouw met het Kind. 'Kijk', riep hij wijzend, 'kijk!'

Het kind glimlachte en in Zijn hand hield Hij de gouden bal.

EINDE

Een Italiaanse legende