Het Cichorei elfje

Het cichorei-elfje stond mismoedig bij een beekje en keek in het water. "Ik heb het hier helemaal niet naar mijn zin. Het is hier zo stil en zo eenzaam. Wat zou ik graag wat van de wereld zien. Hier verpieter ik helemaal en als ik oud ben, heb ik nog niets van de wereld gezien. Ik blijf hier niet. Ik ga de wijde wereld in, ik wil avonturen beleven", zei het elfje en sprong over het beekje. "Waar ga je heen?" wilde de zonnestraal weten. "Dat weet ik nog niet", antwoordde het elfje lachend en zorgeloos liep ze verder. "Waar gaar de reis naartoe?" wilde de wind weten. En weer antwoordde het elfje:
"Dat weet ik nog niet, ik zie wel."
Toen zag het elfje een heuvel. O, dacht ze, achter de heuvel begint vast de wereld, het avontuur. Toen ze op de heuvel stond, zag ze dat er beneden in het dal mensenhuizen stonden. Het was een vriendelijk dorpje. Het dorpje beviel haar en het uitzicht was zo mooi, dat ze besloot om te blijven. Onder een vlierstruik wortelde ze en wachtte op het avontuur. Maar hoe ze ook wachtte, het avontuur kwam niet. Wel zag ze 's avonds de lichtjes in de mensenhuizen aangaan en af en toe hoorde ze een hond blaffen, maar dat was dan ook alles. "Nou, dat valt me tegen, hoor. Ik ga er weer vandoor", zei het elfje en weer liep ze verder. Ze liep nu de heuvel af en ontdekte een bron. Hé, dacht ze, hier blijf ik, want hier komen mensen en dieren om hun dorst te lessen. Hier kan ik tenminste wat beleven.
En het elfje kreeg gelijk. Er kwamen inderdaad mensen en dieren. Ze dronken van het koele nat en vertelden elkaar de nieuwtjes en verhalen. Nu moest het cichorei-elfje het naar haar zin hebben, maar dat was niet zo. Ze hoorde wel van alles, maar door al het water van de bron kreeg ze verschrikkelijk natte voeten en daar hield ze helemaal niet van. Haar wortels gingen rotten en ze werd hoe langer hoe bleker. Dus trok het elfje weer verder. Bij elke geschikte plek bleef ze staan, maar nergens had ze het naar haar zin.
"Kan ik dan nergens een thuis vinden?" riep het elfje wanhopig. En net toen zij de moed al opgegeven had, kwam ze bij een brede weg. Het was er stoffig en droog, maar het wemelde er van mensen, rijtuigen, paarden, dieren en nog veel meer. "Hier wil ik blijven. Elke keer zie ik wat anders, elke keer komt er wat langs. Hier kan ik wat van de wereld zien." Het cichorei-elfje wortelde weer. Eindelijk kreeg ze het erg naar haar zin. Sindsdien groeit de cichorei met zijn prachtige blauwe bloemen graag langs de weg.

Bron: mijn leukste Elfenverhaaltjes – Cristl Vogl