Chelm houdt
open huis
Voordat men in Chelm toekwam aan het bedenken van nieuwe manieren om rijk te
worden, ontstond er een nieuw probleem. Het gerucht deed de ronde dat een
vermaarde meesterdief ergens in het dorp verbleef. Een man die er om bekend
stond huizen in een oogwenk te kraken, een gannef die deuren en ramen moeiteloos
open wist te breken. Heel Chelm was in rep en roer. Hun laatste, schamele
bezittingen zouden wel eens gestolen kunnen worden, ook al waren ze bijna niets
waard. Wat moesten ze doen? Het schorriemorrie van Chelm, de gemeenschap van
ossen en ezels, had er totaal geen sjoege van hoe je je tegen diefstal moest
beveiligen. Op een dag bleek dat de collectepot aan de muur van de synagoge
helemaal was leeggehaald. 'Dat heeft die dief ongetwijfeld op zijn geweten',
sprak rabbi Ezel toen de Raad van Wijze Mannen bijeengekomen was.
'Maar ik heb een plan bedacht. We spijkeren die collectebus gewoon tegen het
plafond, dan kan die gannef er een volgende keer niet meer bij!' Er klonk
applaus voor deze slimme zet van de rabbi, maar Emiel Schlemiel had zo zijn
twijfels. 'Rabbi, hoe kunnen straks de rijkere gemeenteleden nog geld in die
collectepot stoppen om de armen te helpen? Ze kunnen er dan zelf ook niet meer
bij!?' Daar had Schlemiel zowaar een wijs woord gesproken. Rabbi Ezel was echter
niet voor één gat te vangen: 'Laten we een trap bouwen naar het plafond van de
synagoge, zodat de rijken in elk geval geld kunnen schenken en het armenfonds
gevuld blijft.' De trap kwam er, maar de collectepot bleef leeg. Niemand die
begreep hoe dat kwam. Om nog meer diefstal te voorkomen besloten de Chelmieten
in allerijl alle ramen en deuren in het dorp met planken dicht te spijkeren. Dat
zou de dief er van moeten weerhouden om ergens in te breken.
Alleen hadden de Chelmer dwazen er wel een volgend probleem bij; hoe moesten ze
nu zélf in hun huizen en winkels zien te komen? Schlemiel had een idee: 'Laten
we door de schoorsteen naar binnen klimmen. Al worden we dan zo zwart als roet,
die dief komt vast niet op hetzelfde idee!' Emiel Schlemiel had weer eens het
licht gezien en ieder volgde zijn voorstel op. Schlemiel klom zelf via de
regenpijp, het dak en de schoorsteen zijn eigen huisje binnen. 'Hela, wie heeft
hier het licht uitgedaan?' riep Schlemiel toen hij in zijn kamer stond. 'Het is
werkelijk pikkedonker, ik zie geen hand voor ogen.' Hij kroop via de schoorsteen
weer naar buiten, liep om zijn woning heen en controleerde de hele buitenkant.
'Dat is gek!? Buiten mankeert er helemaal niets aan mijn huis. En ook met het
zonlicht is niets mis.
De fout moest toch echt van binnen zitten, omdat het juist daar aardedonker is.'
Schlemiel klom er weer in, maar kwam er niet uit. Dat wil zeggen: hij wist het
probleem niet op te lossen. Hij besloot de Raad van Wijze Mannen bijeen te
roepen. Misschien dat een van de anderen het wel wist. Via het dak en de
schoorsteen wist Schlemiel in de dichtgespijkerde raadzaal te belanden. Maar ook
daar was het stikdonker. De Raad was druk doende om in de duisternis weer wat
licht te zien.
Dat viel niet mee. Maar rabbi Ezel kwam met het lumineuze idee dat een ieder die
de raadzaal wilde binnentreden een fakkel mee zou nemen. Nu ging er een licht op
in de zaal, maar het was wel onhandig, gevaarlijk en kostbaar. Onhandig, omdat
ieder raadslid één hand kwijt was met het vasthouden van de fakkel. Daarnaast
dreigde er brandgevaar voor de archiefstukken en Kronieken van Chelm.
Tenslotte was het nog een dure zaak, omdat de houtvoorraad zo wel erg snel zou
slinken. 'Er moet toch een goedkopere en makkelijke manier te vinden zijn',
sprak Malle Mosje. 'Weet je wat?', zei Shlomo Stomkop jubelend, omdat hij nu ook
eens een ingeving kreeg.
'Zullen we de dakpannen van de Raadszaal afhalen en zo het daglicht binnenlaten?
En als we er genoeg van hebben, dan leggen we de dakpannen gewoon weer terug.'
Zo'n schitterend idee had niemand van Stomkop verwacht. Maar het was wel een
idee dat een ruime meerderheid haalde bij stemming onder de raadsleden. De hele
zomer door vergaderde de Raad van Wijze Mannen in een raadzaal zonder dakpannen,
terwijl de zon vrolijk naar binnen scheen. En omdat deuren en ramen nog steeds
dichtgetimmerd waren, had men van de meesterdief niets te vrezen. Maar toen de
winter aanbrak, moest iedereen tijdens de raadsvergadering dikke jassen aandoen
en warme hoeden opzetten tegen de kou. Wind en regen hadden in de raadszaal vrij
spel. Ze hielden in Chelm nu letterlijk open huis.
Aangezien vooral rabbi Ezel begon te vernikkelen van de kou, werd er al snel een
kachel bij gehaald. Dat was winst, maar het riep ook meteen een vraag op.
'Waarom is het in de winter eigenlijk altijd ijskoud en in de zomer zo
bloedheet?', vroeg Schlemiel. 'En dat terwijl we de hele winter door de kachel
blijven stoken?' Malle Mosje wist het antwoord, zoals je van een schoolmeester
mag verwachten. 'Kijk Schlemiel, het zit zo. Als je een kachel opstookt, begint
het pas na een tijdje warm te worden. We stoken weliswaar de hele winter door,
maar daar hebben we pas profijt van als de winter bijna ten einde loopt. Als de
zomer aanbreekt, is het inmiddels snikheet geworden.
De warmte blijft vervolgens de hele zomer hangen.' 'Maar waarom is het 's
winters dan weer koud?', vroeg Schlemiel. 'Kwestie van logica, Schlemiel',
antwoordde de schoolmeester. 'Omdat er 's zomers niet gestookt hoeft te worden,
blijft er natuurlijk geen warmte bewaard voor de winter. Dus tegen de tijd dat
sneeuw en vorst hun intrede doen, is de hitte weer met de noorderzon
ver-trokken.' Daar viel geen speld tussen te krijgen. Met open dak vergaderen
was - zelfs met een hardwerkende kachel - geen koud kunstje. Daarom stelde rabbi
Ezel voor om de dakpannen weer terug te leggen.
Hij had een simpele redenering. 'Als het dragen van een hoed je hoofd beschermt
tegen regen en kou, dan dient onze raadszaal ook zo'n hoed te hebben.' Zo
gezegd, zo gedaan. Toen het dak er weer op zat, waren sneeuw en wind verdreven,
maar was het weer net zo donker als eerst. 'Misschien kunnen we buiten daglicht
vangen en dat binnen loslaten', stelde Schlemiel voor. 'Leuk plan, Schlemiel',
sprak rabbi Ezel. 'Maar al onze oude potten en pannen zijn zo lek als een
mandje. Zelfs al zouden we daarin wat zonlicht kunnen vangen, dan stroomt het er
binnen de korste keren weer uit.
' De raadsleden werden het er toen snel over eens dat in Chelm de
dichtgespijkerde deuren en ramen weer geopend zouden worden. 'De kou heeft zo
geen vrij spel meer, maar die dief wel', sprak Malle Mosje bezorgd. 'Dan blijven
we de rest van de winter in onze huizen zitten tot de zomer weer is
aangebroken', stelde rabbi Ezel voor. Zijn plan werd warm onthaald. Maar de
rabbi kreeg al snel spijt, want er was niemand die nog naar de synagoge kwam.
Ook de raadszaal werd niet langer bezocht voor het bespreken van gewichtige
zaken. Iedereen blijf thuis. Na een paar maanden was iedereen door zijn
voedselvoorraad heen.
Gelukkig was het bijna zomer en konden de ramen en deuren weer open. Om de beurt
deed men boodschappen, terwijl een buurman of buurvrouw intussen op het huis
paste. Maar buurmannen en buurvrouwen moesten zelf ook inkopen doen, dus nam
ieder voor de zekerheid zijn eigen voordeur mee op de rug. De vensters liet men
met opzet wagenwijd openstaan. Want wanneer de meesterdief langs mocht komen
hoefde hij niet eerst de deur te forceren of het raam stuk te slaan. Dat
scheelde heel wat schade. Dat de dief juist daarop had zitten wachten, was ieder
ontgaan. Nu viel er in Chelm niet zoveel kostbaars te halen, maar het weinige
dat nog van enige waarde was verdween als sneeuw voor de zon.
Malle Mosje, de melamed van Chelm, schreeuwde moord en brand: 'Alles is gejat
door die jatmoos, dat geteisem, die vuile gannef! Naar de bajes met dat gajes!
Wat een sof... Als de mazzel ooit nog eens bij me langs wil komen, kan ik die
niet eens een simpele stoel aanbieden!' En zo foeterde Malle Mosje nog even
door. Maar lang niet iedereen was zo boos en somber als de schoolmeester. 'Nu
hoeven we ons tenminste niet meer te verzekeren tegen diefstal', zei Schlemiel
vrolijk. Ook de andere raadsleden waren eerder opgelucht dan bedroefd. 'Van
bezit lig je 's nachts alleen maar wakker, bang dat dieven het komen halen',
sprak rabbi Ezel.
'Nu die gannef met onze spullen het hazepad heeft gekozen, zijn we in Chelm van
een dubbel probleem verlost. Van de dief én van onze bezittingen!' Dat
heugelijke feit werd tenslotte uitbundig gevierd met een borrel in de herberg
van Leipe Levi. ..
Een Volksverhaal uit Polen
van Gottfrid
Van Eck (Verteller)
voor 11 jaar en ouder
|