De
broodkruimels op tafel De haan heeft eens tegen zijn kippetjes gezegd:
"Komen jullie allemaal de kamer in, de kamer in,
de kamer in, broodkruimels pikken op de tafel, op
tafel, op tafel; want de vrouw is uit, op visite."
Toen zeiden de kippetjes: "Nee nee nee, kommen
niet, kommen niet, weet je de vrouw is altijd zo
boos, altijd zo boos, altijd zo boos!"
En dan zegt de haan weer: "Ze weet er immers
niks van, kom toch hier! kom toch hier! kom toch
hier! Ze gunt jullie ook nooit niks." Maar de
hennetjes riepen: "Nee nee nee, ze is uit en
voorbij, uit en voorbij, uit en voorbij, we gaan
d'r niet op, gaan d'r niet op, gaan d'r niet op!"
Maar de haan liet hen geen ogenblik met rust,
aldoor en overal joeg hij de kippen op, tot ze
eindelijk de kamer zijn binnen gegaan en op tafel
de kruimels zijn gaan pikken. Juist komt de vrouw
thuis, haalt gauw een stok, slaat ze eraf en
knuppelt er hard op los. En als ze dan eindelijk
op het erf weer allemaal bij mekaar zijn, zeggen
de kippetjes tegen de haan:
"Och-och-och-och-och ik ben zo akelig!
Och-och-och-och-och ik ben zo akelig!"
En toen heeft de haan gelachen en gezegd:
"Ha-ha-ha-ha-had ik het niet gedacht?" En daarmee
konden ze gaan.
EINDE
Toelichting:
Uit Zwitserland, in dialect
opgeschreven. De geluiden van de dieren zijn
hoorbaar in de gebruikte taal. Zie ook Het
winterkoninkje. Het haantje vinden we ook in Het
gespuis, De Bremer stadsmuzikanten, Meneer Korbes
en De dood van het hennetje.
Bron:
"De sprookjes van Grimm;
volledige uitgave" vertaald door M.M. de
Vries-Vogel. Unieboek BV - Van Holkema &
Warendorf, Weesp, 1984.
|