Het
Blauwe-druifjeselfje
De lente was er weer, eindelijk. De natuur werd wakker, net als het elfje van
het blauwe druifje. "Ha," riep ze blij, "eindelijk voel ik weer
de warme lentezon. Nu kan ik weer mijn kleine blauwe bloempjes laten bloeien en
dan zullen de bijen en de hommels ook niet lang meer wegblijven."
En zo was het ook. Zodra het elfje haar kleine blauwe druifjes liet bloeien,
kwam het zoemvolkje blij en hongerig aangevlogen om van haar bloemetjes te
snoepen. Maar er kwam ook een ander beestje. Het was rood en had zwarte stippen.
Het was een lieveheersbeestje. "Hé," riep het elfje verrast,
"jij bent vroeg, heb je het niet te koud? Tenslotte is het nog maar net
lente geworden."
"Nee," schudde het lieveheersbeestje zijn kopje, "ik heb een
hoofddoekje omgedaan. Ik wilde je wat vragen, mag dat?" "Altijd, vraag
maar", moedigde het elfje het verlegen lieveheersbeestje aan.
"Mogen mijn zusjes en ik een paar van je druifjes hebben? Je moet weten dat
we dol op druiven zijn. Ach, je had ons moeten zien, vorig jaar in de herfst.
Toen hebben we zo veel gesmuld van die heerlijke zoete sappige druiven, die in
grote trossen aan de tuinmuur hingen. De ene druif na de andere hebben we
leeggedronken. Het was verrukkelijk. Soms waren we zelfs een beetje dronken.
Maar dat mag je niet verder vertellen, hoor."
"Ik beloof het," zei het elfje, "maar ga verder."
"Nou, we zijn dus dol op druiven. Nu is het zo dat jij ook druifjes hebt,
nog blauwe ook, en die lusten wij het liefst. Kun je, wil je, mogen we..."
"Ik snap het al," onderbrak het elfje het lieveheersbeestje, "of
ik jullie een paar van mijn blauwe druifjes wil geven. Dat wilde je toch
vragen?" Enthousiast knikte het gestippelde beestje. "Als dat zou
kunnen..." "Dat wil ik graag doen," zei het elfje, "maar dit
zijn niet de druiven die je in de herfst gesnoept hebt. Dit zijn namelijk
bloemetjes die er uitzien als druifjes. Mijn kleine bloempjes zitten net als de
echte druiven in trosjes aan het steekje. Begrijp je?" "O," zei
het lieveheersbeestje een beetje teleurgesteld, "maar ik weet natuurlijk
niet hoe jouw besjes smaken."
"Proef ze maar eens", zei het elfje en gaf het kevertje een klein
blauw bloempje. Voorzichtig proefde het lieveheersbeestje en ineens begon het
te lachen en riep:
"Lekker, zeg! Nog veel lekkerder dan de herfstdruiven. Ga niet weg, ik haal
mijn zusjes, die lusten ze vast en zeker ook."
Nou en of ze de blauwe druifjes lustten. Ze begonnen meteen te plukken en al
gauw waren alle mandjes vol die ze hadden meegenomen. Voordat ze weer naar huis
vlogen, bedankten ze het elfje uitvoerig. Het elfje keek naar haar kale
steekjes. Ze klapte drie keer in haar handjes en meteen waren er nieuwe blauwe
druifjes aan haar steeltjes. Hoe ze dat deed? Dat is haar eigen geheim.
|