Het
basilicummeisje
Er was ooit, of was er nooit? Ja, er was eens een prins. Die prins reed
iedere dag op zijn paard langs een tuin. In die tuin kweekte een mooi meisje
basilicum en was altijd druk bezig dat heerlijke kruid water te geven. Toen de
prins er op een dag weer langskwam zag hij het meisje. Hij liet zijn paard
stilstaan en riep: "Basilicum-meisje, Basilicum-meisje, Dag en nacht geef
je de basilicum water, Hoeveel blaadjes heeft de basilicum?"Maar het meisje
antwoordde: "Jij bent een koningszoon, een prins, Jij rijdt rond op je
paard, De teugels van de wereld liggen in jouw handen, Hoeveel sterren staan er
aan de hemel?"De prins ergerde zich een beetje dat het meisje zo brutaal
was, maar hij zei niets en reed verder. Vanaf die tijd maakte hij er een
gewoonte van: altijd als hij langs die tuin kwam, vroeg hij aan het meisje:
"Basilicum-meisje, Basilicum-meisje, Dag en nacht geef je de basilicum
water, Hoeveel blaadjes heeft de basilicum?"En het meisje antwoordde op
haar beurt ook iedere keer met hetzelfde versje.
Op een dag zei de prins bij zichzelf: "Tuinmannen houden van lever, laat
ik voor dat meisje eens een lever kopen. Dan breng ik haar die.
"Zo gezegd zo gedaan. Bij de tuin gekomen riep hij weer:
"Basilicum-meisje, Basilicum-meisje, Dag en nacht geef je de basilicum
water, Hoeveel blaadjes heeft de basilicum?"En het meisje gaf als altijd
hetzelfde antwoord: "Jij bent een koningszoon, een prins, Jij rijdt rond op
je paard De teugels van de wereld liggen in jouw handen, Hoeveel sterren staan
er aan de hemel?"De prins zei toen: "Meisje, kom eens kijken wat ik
voor je heb gekocht."Het meisje kwam naar hem toe, en net toen ze op haar
tenen ging staan om de lever aan te pakken, boog de prins zich vanaf zijn paard
voorover en gaf haar een smakkerd. Maar het Basilicum-meisje was ook niet mis,
ze pakte de lever stevig vast en sloeg er de prins mee in zijn gezicht.
Toen zei de prins: "Haha, die is voor een lever gekust!"Het meisje
liet zich niet onbetuigd, ze had haar antwoord al klaar en kaatste de bal terug:
"Haha, die is voor een lever geslagen!"Toen zei de prins:
"Meisje, je zult me een tijd niet zien. Ik ga naar Lebbi."Veel geluk,
mijn heer, een goede reis en kom goed weerom!" Nu was het BasiJicum-meisje
in haar hart echter stilletjes verliefd geworden op de prins, ze was van hem
gaan houden. Toen de prins weg was, holde ze meteen naar binnen, trok
mannenkleren aan en bond haar haren samen.
Ze sprong op een paard en kwam eerder dan de prins aan in het land dat Lebbi
wordt genoemd. Daar zette ze een tent op en ging zitten wachten. Toen ze in de
verte de prins zag aankomen, nam ze haar paard bij de teugels en deed of ze ook
toevallig in die contreien rondreisde. De prins steeg vlakbij de tent van het
meisje van zijn paard en zette zijn tent"ook op. Het meisje, van wie de
prins niet anders dacht dan dat het een jongen was, ging meteen koffie zetten.
Want omdat de prins als laatste was gekomen, was hij in zekere zin de gast en
was het dus nodig hem iets te drinken aan te bieden. Ze kwam met de koffie en ze
gingen zitten. Na elkaar nog eens begroet en verwelkomd te hebben, besloten ze
een potje te schaken.
De prins zei: "Ik heb een gouden amulet, als jij mij verslaat, dan is
die voor jou."En het meisje zei: "Als ik verlies, dan geef ik mijn
mooie dienares die ik bij mij heb, voor één nacht te gast aan jou."De
eerste partij verloor de prins. Hij haalde zijn gouden amulet te voorschijn en
gaf die aan het meisje. In de tweede partij werd het meisje verslagen. Toen het
avond was geworden, ging het meisje naar haar tent, kleedde zich om als meisje
en maakte zich mooi. Ze kwam bij de prins en vlijde zich in zijn armen. De prins
dacht dat zij de dienares was van de jongeman die hij met schaken had verslagen.
Hoe kon hij ook anders weten? Nog voor het ochtendgloren kwam her meisje uit
de tent van de prins, brak haar eigen tent af en reed terug naar huis. Precies
na negen maanden en tien dagen bracht zij een zoon ter wereld. Toen het zomer
was geworden en haar zoon inmiddels zo"n drie, vier maanden oud was, kwam
de prins weer op zijn paard aangalopperen.
Hij kwam bij de tuin en begon meteen weer met zijn plaagliedje:
"Basilicum-meisje, Basilicum-meisje, Dag en nacht geef je de basilicum
water, Hoeveel blaadjes heeft de basilicum?"En het meisje zei als vanouds:
"Jij bent een koningszoon, een prins, Jij rijdt rond op je paard, De
teugels van de wereld liggen in jouw handen, Hoeveel sterren staan er aan de
hemel?"De prins zei: "Haha, die is voor een lever gekust!"En het
meisje antwoordde: "Haha, die is voor een lever geslagen!"Toen zei de
prins: "Meisje, je zult me weer een tijd niet zien, ik ga naar het land
Tsjienie (China)."Veel geluk, mijn heer, goede reis en kom goed
weerom!"Net als de vorige keer verkleedde het meisje zich weer snel als
jongen en kwam eerder dan de prins aan in het land dat Tsjienie wordt genoemd.
Ze zette haar tent op en wachtte, net als in Lebbi, de prins op. Weer gingen ze
zitten schaken. Ook deze keer werd de prins in het eerste spel overwonnen en hij
gaf zijn gouden klokje aan haar.
De tweede partij verloor het meisje," s Avonds kleedde ze zich weer om
en kwam, zogenaamd als dienares, met de prins slapen. De volgende morgen vroeg
vertrok het meisje zonder dat de prins het merkte. Negen maanden later baarde
zij een tweede zoon. Het werd lente. De prins kwam terug van Tsjienie en reed
naar de tuin.
Daar riep hij: "Basilicum-meisje, Basilicum-meisje, Dag en nacht geef je
de basilicum water, Hoeveel blaadjes heeft de basili- cum?"En het meisje
riep terug: "Jij bent een koningszoon, een prins, Jij rijdt rond op j e
paard, De tengels van de wereld liggen in jouw handen, Hoeveel sterren staan er
aan de hemel?"De prins zei: "Haha, die is voor een lever
gekust!"En het meisje antwoordde: "Haha, die is voor een lever
geslagen!"Daarop zei de prins: "Meisje, je zult me een tijd niet zien,
deze keer ga ik naar Hindistan (India)."Veel geluk, mijn heer, goede reis
en kom goed weerom!"Meteen kwam ze in actie en weer kwam ze, gekleed als
jongeman, eerder dan de prins aan in dat land dat Hindistan wordt genoemd. Weer
verwelkomde ze daar de prins.
"Wat een prachtig toeval, dat we elkaar hier nu ook weer treffen,"
zei ze. Toen de prins later bij het schaken de eerste partij verloor, gaf hij
haar een lichte tulband van zijde. En omdat het meisje bij het tweede spel werd
verslagen, kleedde ze zich "s nachts weer om als dienares, ging naar de
tent van de prins en sliep met hem. De volgende ochtend ging ze, zonder de prins
wakker te maken, er stilletjes vandoor. En weer kreeg ze precies na negen
maanden en tien dagen een kind, deze keer een dochter. In sprookjes gaat de tijd
snel. Toen de oudste zoon van het Basilicum-meisje zeven jaar was, de tweede
zes, en haar dochtertje vijf, kwam de prins op een goede dag weer bij de tuin,
en zei zoals altijd plagend: "Basilicum-meisje, Basilicum-meisje, Dag en
nacht geef je de basilicum water, Hoeveel blaadjes heeft de basilicum?"En
het meisje gaf ten antwoord: "Jij bent een koningszoon, een prins, Jij
rijdt rond op je paard, De teugels van de wereld liggen in jouw handen, Hoeveel
sterren staan er aan de hemel?"De prins zei: "Haha, die is voor een
lever gekust!"En het meisje antwoordde: "Haha, die is voor een lever
geslagen!"De prins hield eigenlijk ook heel veel van het meisje, maar ja,
zo"n eenvoudige tuinmansdochter kan toch niet de bruid worden van een prins
? Dus zei de prins: "Meisje, vandaag moet ik je iets vertellen. Ik ga
trouwen.
"Meteen gaf hij zijn paard de sporen en reed weg. Het meisje ging direct
aan de slag, ze deed haar oudste zoon zijn goede kleren aan en hing de gouden
amulet om zijn hals. Ook de tweede kleedde ze netjes aan en ze speldde het
gouden klokje op zijn borst. Haar dochtertje trok ze een mooi feestelijk jurkje
aan en deed de zijden tulbanddoek over haar hoofdje. Ze leerde de kinderen een
speciaal liedje en vertelde hun wat ze moesten doen. Zo kwamen de drie kinderen
hand in hand de tuin van de koning in en ze zongen: Kom prins, we gaan naar het
paleis, kom mee, ons zusje de prinses nemen we met ons mee, we gaan naar de
bruiloft van onze vader, hoezee."Ze bleven in de tuin van het paleis
rondlopen en zongen steeds hetzelfde liedje. Het werd avond en nog sprongen en
zongen de kinderen daar rond.
De heren en dienaren zeiden tegen hen: "Hé daar kinderen, het is al
avond, zouden jullie niet eens eindelijk naar huis gaan, zeg!"Op dat moment
zetten de kinderen als uit één mond een ander wijsje in: "Heer Lebbi,
Heer Tsjienie, zeg tegen Vrouw Hindistan dat ze ons wegjagen uit het huis van
onze vader."En ze zongen dit luidkeels met huilende uithalen. De koningin
hoorde dat geschreeuw en gejammer en kwam kijken. Ze vroeg aan de kinderen:
"Waarom huilen jullie? Wat willen jullie? Waarom ga je niet naar
huis?"Maar ze deden er nog een schepje bovenop en zongen weer huilend als
uit één mond: "Heer Lebbi, Heer Tsjienie, zeg tegen Vrouw Hindistan dat
ze ons wegjagen uit het huis van onze vader."De koningin keek eens goed en
zag dat de kinderen de amulet, het klokje en de tulbanddoek van haar zoon
droegen. Ze liet de prins roepen en ze zei: "Kom eens even kijken, mijn
zoon, wat willen die kinderen? En wat ze daar hebben, hoe komen ze
daaraan?"Weer zongen en huilden de kinderen in koor hetzelfde liedje:
"Heer Lebbi, Heer Tsjienie, zeg tegen Vrouw Hindistan dat ze ons wegjagen
uit het huis van onze vader."De prins zag toen ook dat de kinderen stuk
voor stuk de geschenken droegen die hij bij het schaken had weggegeven en hij
begreep alles. Hij vroeg aan de kinderen: "Waar is jullie huis?"De
kinderen wezen in de verte en zeiden: "Kijk, daar, in die tuin daar.
"De prins ging direct terug naar het gebouw waar de bruiloft plaatsvond
en zei tegen de bruid: "Ik wist er echt niets van, maar nu blijk ik al drie
kinderen te hebben! Wees jij dus voortaan mijn zuster!"Snel zond hij een
koets naar het Basilicum-meisje om haar naar het bruilofts-huis te halen en hij
liet haar op de bruids-troon plaatsnemen. De bruiloft begon weer van voren af
aan en er werd veertig dagen en veertig nachten feest gevierd. Hun doel was
bereikt, hun wensen vervuld. Ze leefden nog lang en gelukkig...
|