Het avontuur
op het meer Fekwiena opende haar ogen en keek door het raam.
Ze gaapte, maar zag, dat het een stralende dag
beloofde te worden. De zon scheen door de bomen en
de bladeren ritselden. Het was de eerste
zomermaand in Horborret en het was al een paar
dagen het mooiste weer van de wereld geweest. Ze
rende de lange gang af in de boom waarin ze woonde
en liep de grote koninklijke eetzaal in.
Fekwiena is een elf. Ze is slechts 20 cm lang en
heeft doorzichtige vleugels, als van een Libel, op
haar rug. En zij niet zomaar een elf! Neen, zij is
de dochter van de koning van Ofriso-stad. Zij is
dus een prinses.
De koning zat al aan tafel. 'Papa,' zei
Fekwiena,'Het wordt vandaag heel mooi weer. Mag ik
samen mer Fegardo gaan zwemmen in het Krysilmeer?
'Goeden ochtend, grote dochter van me. Ja,
vooruit. Ik vind het goed.' Fekwiena rende al weer
naar de deur. 'Maar blijf eerst wat eten. Het
ontbijt is immers de belangrijkste maaltijd van de
dag.'
Fekwiena propte haar mond vol met honingkoek en
dronk een glas sinaasappelsap en rende daarna zo
snel mogelijk naar haar komen om haar zwempak aan
te doen. Ze had een mooi zwempak met allerlei
kleuren. Alle meisjes in het dorp waren jaloers op
haar. Ze rende de paleisboom uit en ging naar
Fegardo. Fegardo was haar beste vriend, ze kenden
elkaar al jaren, en ze deden vaak samen dingen.
'Fegardo!' schreeuwde ze terwijl ze op de deur
klopte. Fegardo's vader deed de deur open. 'Hallo,
is Fegardo er?' 'Ja hoor,' zei Fegardo's vader met
een glimlach,'Ik zal hem even roepen.' Hij liep
weg en even later verscheen Fegardo. 'Zullen we
gaan zwemmen in het Krysilmeer?' 'Oh, dat lijkt me
leuk,' riep Fegardo uit. 'Wanneer gaan we?' 'Nu
gelijk!' 'Nee, dat kan niet. Ik had beloofd eerst
te zullen afwassen.' 'Oh, maar dat is goed
hoor,'Zei Fekwiena,'dan help ik toch even mee!'
Fekwiena liep naar binnen en samen deden ze de
afwas.
Toen ze klaar waren pakte Fegardo z'n zwembroek
en de twee kleine elfjes strekten hun vleugeltjes
en vlogen weg. Aan de horizon verschenen kleine
wolkjes, maar zij hadden het niet door. Fegardo en
Fekwiena hielden een wedstrijdje: wie het laatste
in het meer is, is een kikker. Hun vleugeltjes
zoemden en als een flits vlogen ze tussen de bomen
door. Daar was het strand al, tussen die takken
door konden ze het al zien. Fegardo botste bijna
tegen een boom op. Fekwiena pakte hem beet bij
zijn voeten en vloog heel snel over hem heen.
'Fegardo, pak me dan!!' schreeuwde ze.
Daar was het meer, het glom in de felle zon.
Nog 10 meter, nog 6 nog 2.... PLONS!!! Fekwiena
was als eerste in het water. PLONS!! Daar kwam ook
Fegardo en de spetters vlogen door de lucht. Ze
zwommen door het koele water en spetterden tegen
elkaar. De vogels boven hen krasten en soms dook
er een het water in. Na een half uur klommen ze op
het strand en gingen liggen in de zon. 'Hey, wat
is dat? Ik hoor iets volgens mij?' vroeg Fegardo.
'Wat dan? Ik hoor niks' 'Sst'
Ingespannen luisterden zij, maar hoorden niks
meer. Of... Ja, daar was het weer. Het eek wel of
er iemand om hulp riep. 'Het geluid komt van het
meer,' ze Fegardo,'maar ik zie niks.' Fekwiena
vloog naar boven en tuurde over het grote meer
uit. Heel in de verte zag ze een zwart stipje op
het meer, maar ze kon niet zien wat het was. 'Kom
je mee, Gar? Dan gaan we kijken wat dat is.'
Weifelend steeg Fegardo op. Fekwiena pakte hem bij
de hand en trok hem mee het meer op. In een paar
minuten hadden ze de plek bereikt. Er dreef een
vlot op het meer, en daarop zaten twee kinderen.
'Wie zijn jullie?' vroeg Fekwiena. De kinderen
keken op en schrokken toen ze de elfjes zagen
vliegen. 'Oh, ik ben Susan,' zei het meisje. 'En
ik ben Hans,'zei de jongen.
Fegardo streek neer op het vlot. 'Wat doen
jullie hier?' vroeg hij. 'Wij zijn op het vlot
geklommen, en toen dreef het van de kant af en
toen konden we niet terug komen.' antwoordde het
meisje. 'Wij kunnen niet namelijk niet
zwemmen,'bracht de jongen in. 'Kunnen jullie ons
weer naar de kant krijgen?' 'Dat zullen we
proberen.' Fekwiena en Fegardo vlogen naar de rand
va het vlot en toen duwden zij tegen het vlot.
Maar het was veel te zwaar voor hen. Er kwam geen
beweging in.
'Wij zullen ook wel met onze handen roeien,'
zei Susan. En Toen Hans en Susan hielpen kwam er
een beweging in het vlot. Heel langzaam dreef het
naar de oever. Maar toen ze honderd meter hadden
gevaren begon de wind harder te waaien. En er
kwamen meer wolken aan de lucht en het begon zelfs
al zachtjes te regenen. De vier kinderen konden
niet tegen de wind in varen, en ze dreven almaar
verder het water op.
'Het lukt niet meer,' hijgde Fegardo,'we komen
steeds verder van de kant af.' Ze stopten met
duwen en peddelen. De regen nam aan, en de wind
waaide steeds harder. Golfjes water rolden op het
vlot. en ze werden allemaal bang. 'Wat moeten we
nu doen?' huilde Fekwiena,'M'n vleugeltjes zijn
nat geworden. Ik kan niet meer vliegen.' 'Ik heb
een idee,' zei Fegardo. Hij sprong van het vlot af
en zwom onder water. Steeds dieper ging hij, tot
je hem niet meer kon zien. Het duurde erg lang en
het slechte weer en het gevaar van het vlot op het
water werd steeds groter. Opeens kwam er een grote
golf, die Hans van het vlot sleurde. 'HANS!'
schreeuwden Susan en Fekwiena. 'HELP!' schreeuwde
Hans. 'Ik verdrink!' Susan probeerde hem bij de
hand te grijpen, maar ze konden niet bij elkaar
komen. Fegardo ging kopje onder en proestte het
uit. 'HELP, uche uch. HELP!'
En op dat moment, toen iedereen dacht, dat hij
zou verdrinken, zwom er een grote vis naar boven,
die Hans op z'n rug nam. En er zwom nog een vis,
en raad eens wie erop zat? Het was Fegardo. Hij
was naar beneden gezwommen en had de grote vissen
meegenomen. Er kwamen nog twee vissen naar boven
en Susan en Fekwiena klommen op hun ruggen. Als
een pijl zwommen de vissen naar het strand en
zetten de kinderen en de elfen daar af. 'Dank
jullie wel,' riepen ze allemaal in koor. De vissen
sprongen allemaal een keer boven het water uit en
toen zwommen ze weer weg. Met z'n allen renden ze
naar de bomen om eronder te schuilen. Maar het
duurde niet lang voordat de regen ophield.
Na een tijdje te hebben gewacht besloten ze om
naar huis te gaan. Susan en Hans naar het
mensendorp en Fegardo en Fekwiena naar de
Elfenstad. 'Doei! En bedankt voor jullie hulp!'
riepen Susan en Hans. 'Doei! Misschien zien we
elkaar nog weer.'
Toen liepen ze weg, allemaal. Naar hun eigen
huis. Nog vaak dachten ze aan wat er was gebeurd
en ze keken allemaal weer uit naar hun volgende
avontuur.
door Niels van
der Plas
|