De auto van de koning

Er was een koning met een ontzettende mooie auto. Alleen, niemand mocht er in rijden.
Zelfs niet de koningin en daar hield hij toch het meeste van.

Op een dag kwam de koning bij zijn auto en.. de auto was weg!
Snel liep hij naar de koningin en vroeg of zij iemand heeft zien wegrijden in zijn auto.
Dat had ze niet. Hij liep weer terug naar de plek waar zijn auto altijd had gestaan.
Op de grond zag de koning de bandensporen. Al speurend volgde ie het spoor.
Ze gingen de heuvel af richting het dorp.

De mensen in het dorp keken de koning raar aan, want normaal kwam hij niet in het dorp.
Daar had hij zijn personeel voor. Ze moesten ook nog eens vreselijk lachen.
De koning werd kwaad. Hij was toch de baas van het land, dus uitgelachen worden, dat beviel hem niet.
Maar, zeiden de mensen, je hebt je pyjama nog aan. En uw haar staat rechtovereind.

De koning kreeg er een kleur van. Maar, zijn auto vond hij belangrijker.
Maar hij rende wel snel even een kledingwinkel binnen.
Het eerste pak wat ie zag, trok hij van het rek en rende weer naar buiten.
De bandensporen weer volgend. De sporen gingen de heuvel weer op, het dorp uit.
Opeens stopten ze. De koning keek rond, en zag iets roods tussen de struiken.
Hij duwde de struiken opzij en zag... zijn auto. Er zaten allemaal kinderen in.
Ze waren aan het spelen. De kleren die de kinderen droegen waren oud en versleten.
Van een afstandje keek de koning naar de spelende kinderen.
Hij kreeg medelijden.

Achter de kinderen stond een klein hutje. Voor de deur van het hutje zat een vrouw. Ze was de aardappelen aan het schillen.
De koning liep naar haar toe. De vrouw keek hem aan en herkende de koning.
Oh majesteit, zei ze, wat brengt u hier. De koning wees op zijn auto. Ja, zei ze, die stond er ineens vanochtend.
Is dat uw maaltijd, vroeg de koning. Ja, zei ze, het is niet veel. Alleen wat aardappelen. Meer hebben we niet.
De koning keek het huisje in en zag dat er weinig in stond.
Hij voelde zich bijna schuldig dat hij de hele ochtend naar zijn auto had lopen zoeken.
Met een kleur van schaamte verliet ie de plek weer. Zijn auto liet hij achter.

De volgende dag besloot hij nogmaals het dorp te bezoeken.
De koning zag tot zijn verbazing dat er een heleboel mensen in arme toestand leefden.
Toen hij weer thuiskwam, zag hij dat zijn schatkist helemaal vol zat.
Snel liet hij zijn minister bij hem komen en vroeg om een verklaring.
De minister vertelde hem dat al het geld in de schatkist belasting was van de mensen uit het dorp.
De minister werd uit het kasteel gegooid.
De koning schafte de belasting af en zorgde dat niemand meer in zijn dorp honger hoefde te lijden.
En de auto van de koning. Die was nu voortaan een speelplek voor de  kinderen.