Arthur, koning
over eeuwen Toen Arthur geboren was, vertrouwde koning Uther
Pendragon de jongen toe aan de zorg van tovenaar
Merlijn. Deze bracht hem naar het kasteel van Sir
Hector, waar hij zijn jeugd doorbracht. Zijn vrouw
voedde de jonge prins en bracht hem groot met haar
eigen kinderen.
Het toverzwaard
Twee jaar later stierf koning Uther Pendragon.
Omdat de edelen niet wisten wie ze als opvolger
moesten kiezen, vroegen ze Merlijn om raad. Ze
beloofden hem dat ze zich aan zijn beslissing
zouden houden. Hij verzocht hun op kerstdag bij
elkaar te komen in de St.-Stephenskerk in Londen.
Daar kregen ze te horen dat ze na de mis naar het
kerkhof moesten gaan, waar op geheimzinnige wijze
een grote steen was verschenen. Boven op de steen
stond een groot aambeeld waarin een stalen zwaard
was gestoken. Toen ze naar het wonderlijke
tafereel liepen, lazen ze een inschrift op het
gevest van het zwaard. De tekst luidde dat alleen
degene die het zwaard eruit kon trekken, koning
mocht worden. De ridders vonden dat een
uitstekende oplossing en deden om beurten hun
uiterste best om het zwaard los te rukken. Het
lukte hun geen van allen. Teleurgesteld gingen ze
weer naar huis. De troon was nog steeds onbezet.
Er verstreken heel wat jaren voordat Sir Hector
naar Londen kwam met zijn zoon Sir Kay en zijn
pleegzoon Arthur. Sir Kay zou voor het eerst van
zijn leven deelnemen aan een toernooi.
Toen hij op het veld aankwam, ontdekte hij tot
zijn spijt dat hij zijn zwaard was vergeten.
Arthur bood aan het thuis te gaan halen. Het huis
was echter op slot. Omdat hij per se een zwaard
voor zijn broer wilde meenemen, liep hij het
kerkhof op. Hij had vaak horen vertellen over het
zwaard dat daar in het aambeeld vastzat. Met groot
gemak trok hij het stalen wapen eruit.
Arthur tot koning uitgeroepen
Toen hij het vermaarde zwaard met een zekere
onverschilligheid aan Sir Kay gaf, zag Sir Hector
dat. Eerst was hij stomverbaasd, maar vervolgens
vroeg hij aan Arthur hoe hij aan dat zwaard kwam.
'Het zat in het aambeeld op het kerkhof,'
antwoordde Arthur. 'Ik had haast en trok het
eruit.'
Sir Hector kon nauwelijks geloven wat hij hoorde,
en ging snel naar de andere ridders om te
vertellen wat er was gebeurd. Samen met Arthur
gingen ze naar het kerkhof en waren er getuige van
dat hij het zwaard eerst in het aambeeld terugstak
en het er vervolgens weer uithaalde. Toen waren ze
ervan overtuigd dat hij koning moest worden.
Meteen begonnen ze te roepen en te juichen van
blijdschap en hun lawaai was tot ver buiten het
kerkhof te horen.
Maar nauwelijks had Arthur de troon bestegen of er
werden geruchten over zijn raadselachtige geboorte
verspreid. Sommigen verklaarden dat Merlijn hun
alles kon wijsmaken over de afkomst van de jonge
koning; ze waren ervan overtuigd dat Arthur niet
de zoon van Uther Pendragon en Yguerne was, maar
op een mysterieuze manier uit de diepten van de
zee naar boven was gehaald, op de top van een
golf, en op het strand vlak voor de voeten van de
tovenaar was geworpen. Daarom koesterden velen
wantrouwen jegens de koning en wilden ze hem in
het begin niet gehoorzamen.
Dit wantrouwen was louter op jaloezie gebaseerd.
Wie Arthur zag, besefte meteen dat hij van
koninklijke afkomst was, zo mooi was zijn lichaam,
zo openhartig zijn gezicht.
Tot degenen die hun jaloezie lieten blijken,
behoorden enkele familieleden van de koning, met
name zijn vier neven, Gawain, Gaheris, Agravaine
en Gareth. Arthur moest wel oorlog tegen hen gaan
voeren, ook al stond hem dat mateloos tegen.
Gawain was zijn grootste vijand; elke ochtend van
tien tot twaalf uur en elke middag van drie tot
zes uur was hij op een wonderlijke manier veel
sterker dan de rest van de dag. Daarom raadde
Merlijn Arthur aan gebruik te maken van de uren
waarin Gawain niet over zijn volle kracht
beschikte. Arthur volgde de raad op en versloeg
zijn neef.
Sir Pellinore
Toen Arthur zijn vijanden had verslagen,
regeerde hij op een verstandige manier over het
land. Merlijn stond hem vaak bij met wijze raad.
Arthur spande zich in om onrecht te herstellen en
streefde naar orde en veiligheid. Sinds de dood
van Uther Pendragon was het land ten prooi
gevallen aan wanorde, chaos en plundering. Maar de
nieuwe koning liet blijken dat hij de touwtjes
strak in handen had, zodat het volk veel respect
voor hem had en de ridders hem graag hielpen.
Uiteraard maakte Arthur wel eens een fout, zoals
eens met Sir Pellinore. Op onterechte gronden
meende hij Sir Pellinore te moeten verslaan en hij
deed een plotselinge uitval naar hem. Zijn zwaard
miste echter zijn doel en brak. Arthur was nu in
feite ongewapend en Sir Pellinore had hem zonder
meer kunnen doden. Maar Merlijn kwam tussenbeide
met zijn toverkunsten. Hij liet Sir Pellinore diep
in slaap vallen en bracht Arthur weg naar een
veilige plaats.
Arthur had veel verdriet om het verlies van zijn
toverzwaard, want hij wist niet hoe hij aan een
soortgelijk zwaard kon komen. Toen hij eens aan
een meer stond te peinzen wat hij zou doen, zag
hij een witte arm uit het water omhoogkomen. De
hand hield een zwaard vast dat met juwelen bezet
was. Als betoverd staarde Arthur naar het zwaard,
totdat de Vrouw van het Meer verscheen en hem
vertelde dat hij het mocht gebruiken. Ze zei: 'U
herinnert zich hoe lang geleden, op een
zomeravond, een arm omhoogkwam uit de diepte van
het meer, gehuld in wit fluweel, mystiek en
wonderlijk. De arm hield het zwaard vast. En u
herinnert zich hoe ik erheen liep en het aannam en
het sindsdien droeg, als een vorst.'
Excalibur
Arthur was erg blij met haar aanbod. Hij holde
het meer in en pakte het zwaard, dat Excalibur
werd genoemd. De Vrouw van het Meer vertelde hem
dat het wapen toverkracht bezat en dat hij niet
gewond of gedood kon worden zolang hij de schede
in bezit had.
Arthur keerde naar zijn paleis terug. Daar vernam
hij dat de Saksen weer zijn land waren
binnengevallen. Meteen trok hij ten strijde tegen
de invallers en behaalde vele overwinningen. Kort
daarna hoorde hij ook dat Leodegraunce, koning van
Schotland, werd bedreigd door zijn broer Ryance,
koning van Ierland. Ryance had het plan opgevat
een mantel te laten maken van de baarden van
koningen; hij had er nog maar één nodig om de
mantel te voltooien. Arthur was verontwaardigd
over de bloeddorst van de Ierse koning en ging
Leodegraunce snel helpen. Tijdens het gevecht met
het Ierse leger doodde Arthur Ryance met zijn
toverzwaard en pakte hij ook zijn mantel af, die
hij in triomf met zich meevoerde.
Arthur trouwt met Guinevere
Overladen met roem ging Arthur naar het hof van
koning Leodegraunce. Hij werd daar verliefd op
Guinevere, de mooie dochter van de koning. Zodra
zij de Engelse koning zag, vond ze hem de mooiste
en dapperste koning ter wereld en ze stemde meteen
toe in een huwelijk met hem.
Merlijn besloot echter dat Arthur eerst nog een
veldtocht moest houden. Dus trok Arthur erop uit
en meer dan ooit was hij erop gericht roem voor
zijn mooie bruid te oogsten. Na de oorlog konden
ze met elkaar trouwen.
Het huwelijk werd met veel pracht en praal
voltrokken en gevierd. Als geschenk kreeg hij van
Guinevere de Ronde Tafel die eens voor zijn eigen
vader was gemaakt. Toen reisde hij met zijn bruid
naar Camelot (Winchester), waar hij de totale
bevolking voor een groot feest tijdens Pinksteren
uitnodigde.
Dat was het einde van de eerste regeringsperiode
van Arthur en begon de tweede periode, die het
bekendst is geworden.
Ridders van de Ronde Tafel
Toen Arthur eens in Camelot was, kreeg hij het
idee een ridderorde te stichten. De ridders die
daartoe behoorden, moesten hem trouw zweren en
zouden aan de tafel zitten die Guinevere hem had
gegeven. Ze zouden de ridders van de Ronde Tafel
worden genoemd. Speciaal voor deze orde liet hij
een prachtig kasteel bouwen met een eetzaal die
bij uitstek geschikt was om de Ronde Tafel in te
zetten. Om de tafel werden de stoelen voor de
ridders geplaatst. Het is niet zeker hoeveel
zetels er waren. Waarschijnlijk waren het er
twaalf, maar er wordt ook wel eens gezegd dat het
er honderden waren. Hoe dan ook, de zetels waren
zeer gewild. De ridders die een plaats wisten te
bemachtigen, waren daar zo trots op dat ze een
speciaal devies op hun schild lieten zetten om aan
te geven welke eer ze hadden verworven.
Toen de bouw van de zaal voltooid was, werd de
Ronde Tafel op haar plaats gezet. In de muur waren
twaalf nissen aangebracht waarin grote
standbeelden stonden van de twaalf ridders die
Arthur al had overwonnen. In de hand van elk
standbeeld zat een kaars; Merlijn voorspelde dat
ze zouden branden tot de Heilige Graal verscheen.
Toen Arthur de zaal binnenschreed, was hij zeer
tevreden. Hij zei tegen Merlijn: 'Kijk, de zaal is
klaar, de tafel is er en de stoelen staan
eromheen. Vertel me nu welke ridders het waard
zijn om aan deze tafel te zitten.'
Merlijn begon namen te noemen totdat alle stoelen
op twee na bezet waren. Er werd een groot banket
gehouden en het selecte gezelschap zat enthousiast
rondom de tafel. Hun gedachten wijdden ze
uitsluitend aan het verrichten van dappere en
edele daden, want ze wilden allemaal graag de
Heilige Graal zien.
Toen de ridders na het banket opstonden, zagen ze
dat hun naam met gouden letters in de zitting van
hun stoel geschreven stond. Op één van de lege
stoelen was geschreven: 'Gevaarlijke zetel.'
De ridders vroegen verbaasd aan Merlijn wat dat
kon betekenen. Merlijn vertelde dat die zetel was
gereserveerd voor een ridder die volkomen zuiver
was. Als er iemand met een zondig geweten op
plaatsnam, zou de aarde splijten en hem
verzwelgen.
Lancelot du Lac
De ridders van de Ronde Tafel werden overal
beroemd vanwege hun dappere en edele daden. Sir
Lancelot du Lac was het meest geliefd bij de
bevolking. Chrestien de Troyes, Geoffrey de Ligny,
Robert de Borron en Walter Map hebben allemaal
over deze moedige ridder geschreven. Ook Malory
heeft zijn stof hoofdzakelijk ontleend aan de
gedichten die over Lancelot gaan.
De kinderjaren van Lancelot zijn zeer interessant.
Men zegt dat hij de zoon was van koning Ban en
Helen. Het koninklijk paar moest uit hun belegerde
kasteel in Brittannië vluchten toen hun zoon nog
een kind was. Ze waren echter nog niet ver of hun
kasteel bleek in brand te zijn gestoken. De
aanblik van de vlammenzee was te veel voor Ban en
hij viel dood neer. Helen' wilde haar man hulp
bieden en legde haar kind bij een meer in het
gras. Maar toen ze het weer wilde oppakken, zag ze
het in de armen van Vivian, de Vrouw van het Meer,
die met Lancelot onder de golven verdween.
Wanhopig van angst begon Helen luid te schreeuwen.
Maar dat hielp niet, want de fee verdween snel uit
het zicht. Helen, die nu man en kind verloren had,
trok zich bedroefd in een klooster terug. Lancelot
werd met zijn twee neven, Lyonel en Bohort,
opgevoed in het paleis van de Vrouw van het Meer.
Daar bleef hij tot zijn achttiende jaar. Toen
bracht de fee hem zelf naar het hof en stelde hem
voor aan de koning.
Arthur was onder de indruk van zijn verschijning
en behandelde hem meteen als vriend. Lancelot
kreeg een ereplaats aan de Ronde Tafel. De andere
ridders begroetten hem ook enthousiast; hij was
hun meerdere in schoonheid en moed.
Lancelot en Guinevere
Ondanks dit goede begin van zijn leven aan het
hof zou Lancelot veel droefheid en verdriet
ervaren. Want zodra hij koningin Guinevere zag,
werd hij mateloos verliefd op haar. De koningin
was wel dol op de ridder, die zich vaak voor haar
inzette, en ze verleende hem veel gunsten.
Maar haar gevoelens voor hem werden zo intens dat
ze hem zelfs zover kreeg dat hij zijn vriend en
koning geregeld verried.
Lancelot werd verscheurd door hartstocht enerzijds
en trouw anderzijds. Daardoor voelde hij zich diep
ongelukkig en leed hij onder aanvallen van
waanzin, waarin hij jarenlang doelloos rondzwierf.
Als de aanvallen voorbij waren, keerde hij terug
naar het hof, waar hij dan met nog meer kracht dan
voorheen dappere daden verrichtte. In elk gevecht
had hij succes, want hij vocht voor gerechtigheid.
Daarnaast bleef hij zich inzetten voor de
koningin, al waren er heel wat vrouwen die haar
plaats probeerden in te nemen. Er zijn dichters
die Guinevere willen vrijpleiten. Ze zeggen dat er
twee Guineveres waren; de ene was lieflijk en
zuiver en verdiende ieders respect, maar moest
boeten voor de andere, die zondig en slecht was.
Alle dichters zijn het er wel over eens dat
Lancelot onwankelbaar was in zijn trouw aan de
koningin.
Hoewel het hele hof op de hoogte was van de liefde
van Guinevere voor Lancelot, was Arthur te zuiver
van ziel om ook maar enige verdenking te
koesteren. Pas na geruime tijd kon het geheim niet
langer verborgen blijven en kreeg hij door wat er
gaande was. Het deed hem veel verdriet en hij
stuurde zijn vrouw weg. Zij ging met haar minnaar
in Joyeuse Garde (Berwick) wonen, een kasteel dat
Lancelot met zijn lans had veroverd om Guinevere
een plezier te doen. Toen Arthur eenmaal inzag dat
hij zijn vrouw ten onrechte om haar gedrag had
veroordeeld, nam hij haar weer in genade aan en
ook Lancelot mocht weer aan het hof verschijnen.
Daar bleef hij haar liefhebben en dienen. Toen hij
op een dag hoorde dat Guinevere gevangen was
genomen door Meleagans, ging hij snel achter haar
aan om haar te bevrijden. Hij wist in welke
richting ze was ontvoerd, want ze had als tekens
een kam en een ring laten vallen. Onderweg kreeg
hij met pech te kampen. Zijn paard werd hem door
een toverkracht afgepakt, zodat hij op een kar
verder moest rijden.
Dat was voor een ridder een bijzonder ongepaste
manier van reizen, want edelen die bepaalde
misdaden hadden begaan werden als straf op een kar
rondgereden. Mensen uit het volk kregen in zulke
gevallen zweepslagen.
Lancelot wilde echter per se Guinevere helpen en
dus kon het hem niet schelen hoe hij bij haar
kwam. Hij bereikte uiteindelijk het kasteel waar
ze gevangen werd gehouden. Hij versloeg zijn
vijanden en wilde Guinevere bevrijden. Tot zijn
grote verbazing wilde ze helaas niets van hem
weten, want ze was verontwaardigd dat hij op een
kar naar haar toe was gekomen. De situatie was
ondraaglijk voor Lancelot. Hij vluchtte en doolde
als een waanzinnige rond. Zelfs in zijn slaap kwam
hij niet tot rust. Na enige tijd besefte de
koningin dat ze niet juist had gereageerd. Ze gaf
drieëntwintig ridders opdracht hem te gaan zoeken.
Het duurde twee jaar voordat ze hem eindelijk
vonden.
Intussen had een mooie, vrome vrouw medelijden met
de ongelukkige Lancelot gekregen. Toen ze zag dat
hij met zijn leed voldoende had geboet voor zijn
zonden, bracht ze hem naar de kamer waar de
Heilige Graal werd bewaard. Daar kwam toen een
heilige man die de Heilige Graal ontdekte en met
behulp van de Graal Sir Lancelot geheel genas.
Gareth en Lynette
Toen Lancelot eenmaal van zijn waanzin was
genezen, keerde hij terug naar Camelot. Hij werd
er enthousiast verwelkomd door Arthur, Guinevere
en alle ridders.
Lancelot maakte Sir Gareth tot ridder, want om
zijn moeder een plezier te doen had hij zijn ware
naam verborgen gehouden en een jaar lang als kok
gewerkt.
De kersverse ridder ging meteen met de mooie
Lynette op weg om haar gevangen zuster te
bevrijden. Lynette hield hem echter voor een
eenvoudige keukenhulp en beledigde hem op allerlei
manieren. Hij verdroeg het allemaal en versloeg
haar vijanden dapper. Dat maakte zoveel indruk op
haar dat ze hem ging bewonderen en hem uitnodigde
naast haar te komen rijden. Nederig vroeg ze of
hij haar gedrag wilde vergeven.
'Heer ridder,' zei ze, 'ik had gehoord dat u
knecht was. Ik schaam me dat ik u zo heb
behandeld, zo kwaad heb toegesproken, zo adellijk
als ik ben. Ik dacht dat Arthur boos op mij was.
Vergeef me, u hebt mij steeds vriendelijk
geantwoord.'
Huwelijk van Gareth en Lynette
Gareth schonk haar graag vergeving, want ook al
was ze koppig en trots, hij was wel veel van haar
gaan houden. Toen hij eenmaal naast haar reed,
werd hij nog dapperder in het gevecht.
Toen hij heel wat ridders had verslagen en haar
zuster had bevrijd, beloofde Lynette hem dat ze
met hem zou trouwen zodra hij tot de Ronde Tafel
was toegelaten. Gareth haastte zich terug naar het
hof van Arthur en vroeg hem die eer te gunnen. Dat
wilde Arthur wel doen, want met zijn dappere
optreden had hij intussen de nodige roem vergaard.
Gareth ging dit meteen aan Lynette vertellen,
waarna ze in het huwelijk traden.
Geraint en Enid
Omstreeks diezelfde tijd was Geraint, een broer
van Gareth, ook lid van de Ronde Tafel geworden.
Ook hij verrichtte vele dappere daden en trouwde
vervolgens met de fee Enid, de enige dochter van
een oude ridder die door omstandigheden tot
armoede was geraakt. Geraint bevrijdde de ridder
van zijn onderdrukkers en gaf hem zijn bezittingen
terug.
Geraint ging met zijn vrouw in zijn afgelegen
kasteel wonen. Hij hield zich nog uitsluitend
bezig met de hartewensen van zijn vrouwen schoof
al zijn hogere verlangens opzij. Enid vond dat op
het laatst niet prettig meer. Hij wilde alleen
maar plezier maken en verwaarloosde zijn plichten
en eergevoel. Toen hij op een dag eerder in slaap
viel dan zij, begon ze haar hart te luchten en
eindigde met de verklaring dat ze stellig een
onwaardige vrouw was, anders zou Geraint niet
alles voor haar opofferen.
Toen Geraint wakker werd van haar stem, had hij
het eerste deel van haar betoog net gemist, maar
hij zag wel haar tranen en hoorde haar de woorden
'onwaardige vrouw' uitspreken. Daaruit
concludeerde hij dat ze niet meer van hem hield en
dat er een andere man in het spel was.
Kwaad stond Geraint (in Duitse en Franse boeken
ook Erek genoemd) van zijn bed op en gaf zijn
vrouw het bevel armoedige kleren aan te trekken en
hem zwijgend door de wereld te volgen. Hij gaf
zijn dienaar het bevel zijn paard te zadelen en
ook dat van zijn vrouw Enid. Hij zei dat hij de
hele wereld wilde gaan verkennen. Direct daarop
gingen ze op weg.
Ze wilde de man dienen van wie zij zielsveel
hield, en deed dus precies wat hij zei. Ze zag hem
onderweg het geheel alleen opnemen tegen ridders
die hem uitdaagden, en zelf zijn wonden verbinden.
Ze had geen flauw idee waarom hij zo koel
tegenover haar deed, en doorstond al zijn grillen
zo onbewogen dat hij op het laatst zijn vergissing
inzag. Hij bekende haar dat hij haar ten onrechte
van schandelijk gedrag had verdacht, en gaf haar
weer het respect dat haar toekwam.
Enid was toen zielsgelukkig en ze brachten de rest
van hun huwelijksjaren in volmaakte wederzijdse
liefde en trouw door, totdat Geraint sneuvelde
tijdens één van de vele gevechten die hij voor de
koning leverde.
Sir Galahad
Eens zaten de ridders met Pinksteren aan een
feestmaaltijd in Camelot, toen een bedroefde vrouw
de zaal binnenkwam. Ze liep op Lancelot af en
vroeg hem met haar mee te gaan naar het bos in de
buurt. Toen hij vroeg waarom ze dat wilde, zei ze
dat daar een jonge strijder was die door hem tot
ridder geslagen wilde worden.
Sir Lancelot wilde haar wel helpen en ging dus met
haar mee naar het bos. Daar trof hij de jongeman
aan, die haar bevrijd bleek te hebben, en sloeg
hem tot ridder. Vanwege zijn voorbeeldige
levensloop werd de ridder later bekend als Sir
Galahad de Reine. Sommigen zeggen dat hij de zoon
van Lancelot was, maar anderen menen dat hij niet
uit een sterveling geboren was. Zodra Lancelot in
de feestzaal was teruggekeerd, hoorde hij dat er
een wonder was gebeurd. Alle aanwezigen snelden
naar de oever van de rivier. Het gerucht bleek te
kloppen, want ze zagen een zware steen op het
water drijven. Toen ze goed keken, zagen ze dat
een kostbaar wapen in de steen was gestoken. Toen
de steen op de oever was geland, dromden de
ridders eromheen en lazen op het wapen een
waarschuwende tekst;
alleen een ridder die een volkomen zuiver geweten
had, mocht proberen het uit de steen te trekken,
ieder ander zou een zware straf riskeren. De
ridders wendden zich bescheiden af, want ze hadden
allemaal wel een zonde, hoe klein ook, op hun
geweten. Ze keerden terug naar de zaal en zagen
daar al gauw een oude man binnenkomen, die door
Galahad werd begeleid. Galahad, die nog in
onschuld leefde en geen vrees kende, ging op de
'Gevaarlijke Zetel' zitten. In angstige spanning
wachtten de ridders af wat er ging gebeuren. Maar
opeens zagen ze zijn naam in gouden letters op de
stoel verschijnen. Dat was het teken dat hem de
eer ten deel viel. Ze begonnen uitgelaten te
juichen tot de plafond balken ervan trilden.
Aan zijn zijde droeg Galahad een lege schede. Toen
ze hem om een verklaring vroegen, zei hij dat
voorspeld was dat hij een toverwapen zou krijgen.
Het verband met het wapen in de zware steen was
gauw gelegd. Ze namen de ridder mee naar de rivier
en wezen hem het geheimzinnige wapen. Toen hij het
pakte, gaf het meteen mee en hij kreeg het er
zonder moeite uit. Hij stopte het in de lege
schede, het bleek precies te passen.
Toen alle ridders die avond na de maaltijd aan de
Ronde Tafel zaten, hoorden ze een langdurig
rollende donder en voelden hoe het paleis op zijn
grondvesten schudde. De prachtige kaarsen die in
de handen van de twaalf standbeelden zaten,
doofden onverwacht en daar kwam de Heilige Graal
aan op een schitterende straal van hemels licht.
De gewijde schaal, die bedekt was met wit fluweel
en door onzichtbare handen werd gedragen, gleed
door de grote zaal. Een heerlijke geur vervulde
het enorme gebouw. Sprakeloos van ontzag en
vervoering keken de ridders naar dit prachtige
schouwspel, totdat de Graal weer verdween, even
snel en mysterieus als hij was gekomen.
De spanning onder de ridders vloeide weg en er
ging een diepe zucht door het gezelschap. Toen ze
weer op hun bord keken, zagen ze daar hun
favoriete gerechten op liggen.
Geen van de ridders wilde als eerste de stilte
verbreken. Roerloos wachtten allen totdat de
kaarsen weer helder brandden. Daarop dankten ze
hardop voor de genade die hun ten deel was
gevallen. Op dat moment sprong Lancelot onverwacht
op en deed de gelofte dat hij de Heilige Graal zou
gaan zoeken. Hij zou geen rust hebben voordat hij
de schaal zonder sluier had gezien. Alle ridders
begonnen nu te roepen dat ook zij die gelofte
wilden afleggen. Arthur vroeg toen of iemand de
Graal ooit zonder sluier had gezien. Niemand kon
dat bevestigen. Het stemde hem wel bedroefd dat
hij al zijn trouwe ridders zolang zou moeten
missen, maar hij wist ook dat ze zich aan hun
gelofte moesten houden. Dus gaf hij zijn zegen en
verzocht hun te vertrekken.
Er hing een sombere sfeer in de zaal toen de
ridders opstonden. Het kostte hun veel moeite
Arthur goedenacht te wensen, want ze beseften dat
ze nooit meer in deze samenstelling aan een
feestmaal zouden deelnemen. Dat nam niet weg dat
ze zich bij hun besluit wilden houden.
De zoektocht naar de Heilige Graal
De volgende ochtend gingen ze op weg. Sommigen
vertrokken alleen, anderen zochten een reisgenoot.
Zo verspreidden ze zich over de wereld om dappere
daden te verrichten uit naam van rechtvaardigheid
en zuiverheid. Het is echter niet bekend of iemand
anders dan Parzival en Galahad ooit de Graal heeft
gezien. Sommigen zeggen dat Lancelot hem heeft
gezien, zwak, door een sluier. Anderen beweren dat
zelfs Parzival dat niet is gelukt. Alleen Sir
Galahad zou het visioen hebben gekregen, en wel
toen hij na jarenlang bidden en vasten overleed en
zijn ziel naar de hemel ging.
Na vele jaren van vergeefs zoeken gingen de meeste
ridders inzien dat ze de aanblik van de
ongesluierde schaal kennelijk niet waard waren.
Daarom keerden ze terug naar Camelot, waar de
koningin een groot feestmaal voor hen bereidde.
Tijdens de maaltijd gebeurde er iets vreselijks.
Eén van de gasten viel dood van zijn stoel.
Blijkbaar zat er vergif in zijn drank. Geschrokken
sprongen de ridders op en sommigen riepen dat de
koningin schuldig was aan moord, want de gedode
ridder had naast haar gezeten.
'U moet bekennen of in een tweegevecht uw onschuld
bewijzen!' riepen ze. De koningin wist zich geen
raad en stemde in een gevecht toe. Koortsachtig
zocht ze een ridder die haar kon verdedigen.
Arthur kwam niet in aanmerking, want hij was haar
echtgenoot en mocht haar niet op het terrein van
Camelot verdedigen. Helaas bood zich geen enkele
ridder aan om voor Guinevere te vechten. Het
scheelde niet veel of ze was tot de brandstapel
veroordeeld. Gelukkig verscheen Lancelot in
vermomming en hij bracht de aanklagers ertoe hun
beschuldiging in te trekken.
Aan het hof van Arthur werd elk jaar een toernooi
gehouden. De winnaar kreeg een kostbaar juweel als
prijs. Deze juwelen, die alom vermaard waren, had
de koning op een heel bijzondere manier in bezit
gekregen. Toen hij als jongen eens in Lyonesse
zwierf, had hij de beenderen van twee overleden
koningen gevonden. Zij zouden elkaar hebben
vermoord. Omdat ze broers van elkaar waren, was de
moord zo weerzinwekkend dat niemand hen durfde
begraven. Hun wapenrusting was al gaan roesten,
maar er lag ook een kroon met diamanten, die
Arthur op zijn hoofd zette. Toen hoorde hij een
profetische stern zeggen dat hij eens koning zou
zijn.
Arthur schrok, maar was ook blij om wat hij
hoorde. Hij bewaarde de kostbare kroon zorgvuldig
en toen de voorspelling was uitgekomen deelde hij
de juwelen op toernooien als prijs uit.
Lancelots bedrevenheid in het toernooi
Lancelot had aan al deze ridderspelen
deelgenomen en telkens de prijs gewonnen. Alleen
zijn naam was eigenlijk al voldoende om de
overwinnaar vast te stellen. Er waren ridders die
zijn succes toeschreven aan de roem die hij
intussen had vergaard. Daarom verklaarde Lancelot
daags voor het laatste toernooi dat het hem in
wezen niets uitmaakte of hij won of niet. Toen
reed hij naar Astolat en vroeg aan Elaine, de
mooie vrouw die daar woonde, of ze zijn schild
wilde bewaren en hem zolang een ander schild wilde
geven.
Elaine was op slag verliefd op Lancelot geworden
en ging meteen op zijn verzoek in. Ze vroeg hem
zelfs bedeesd of hij haar kleuren op het toernooi
wilde dragen. Tot die tijd had Lancelot
uitsluitend de kleuren gedragen die Guinevere hem
had gegeven. Deze keer wilde hij echter zijn
identiteit verborgen houden en daarom nam hij haar
purperen, met parels bezette lint aan. Hij bond
het aan zijn helm en stak een pen door de purperen
zijde. Toen zei hij tegen Elaine: 'Dame, uw lint
dat u voor mij afsnijdt, wil ik nemen omdat ik van
u houd. Zo heb ik mij nog nooit aan een vrouw
gewijd, alleen die ene die mijn hart had
veroverd.'
Ze gloeide van vreugde en trots toen ze Lancelot
met haar kleuren zag, en keek hem na toen hij
wegreed met Sir Lawaine, haar broer. Ze zuchtte
diep en liep terug naar het kasteel.
Intussen reed Lancelot, goed vermomd, naar het
toernooiveld. Daar gebeurde precies wat hij had
gehoopt. Niemand herkende hem en toch wierp hij
alle ridders uit het zadel en won de prijs. Heel
even leek het laatste gevecht hem noodlottig te
worden, want hij werd zwaar gewond. Omdat hij zich
zwak voelde worden en per se onbekend wilde
blijven, wachtte hij niet tot de prijsuitreiking,
maar reed meteen de stad uit.
Vlak buiten de poorten viel hij bewusteloos van
zijn paard en hij werd naar de cel van een
kluizenaar gebracht. Daar werd hij verpleegd en
verzorgd door Elaine. Zij had gehoord dat er een
ridder gewond was geraakt, en uit de beschrijving
maakte ze op dat het Lancelot was. Daarop was ze
hem meteen gaan zoeken.
Lancelot en Elaine
Elaine was erg gelukkig dat ze de gewonde
Lancelot mocht verzorgen. Elke dag werd ze mooier
en fijner om te zien. Maar na enige tijd was Sir
Lancelot weer hersteld en wilde hij op het veld
terugkeren. Hij vroeg zijn schild terug en nam
afscheid van Elaine.
Zonder het te beseffen liet Elaine hem blijken dat
ze van hem hield. Toen Lancelot dat merkte, trok
er een schaduw over zijn gezicht, want hij wist
hoe ongelukkig een mens kan zijn als liefde
onbeantwoord blijft. Heel behoedzaam vertelde hij
haar dat hij al van een ander hield, en ging toen
van haar heen.
Elaine begon zwaar te lijden onder haar
liefdesverdriet en verloor al haar kleur. Op het
laatst werd duidelijk dat de 'lelieblanke maagd
van Astolat' spoedig zou sterven. Toen ze haar
dood voelde naderen, dicteerde ze met gebroken
hart een afscheidsbrief aan Lancelot en ze liet
haar vader beloven dat hij de brief in haar hand
zou stoppen als ze dood was. Ze verzocht ook
opgebaard op een boot te worden gelegd. Omdat ze
door Lancelot zelf begraven wilde worden, liet ze
uit Camelot een schipper overkomen die niet kon
praten.
Intussen had Gawain, die de diamant van het
toernooi bij zich droeg, overal naar de winnaar
gezocht. Toen hij in Astolat kwam voordat Lancelot
genezen was, hoorde Gawain hoe de overwinnaar
heette. In zijn onnadenkendheid vertelde hij die
meteen aan Guinevere. Toen de koningin het vage
gerucht hoorde dat Lancelot de kleuren van Elaine
had gedragen en met haar zou trouwen, werd ze zo
jaloers dat ze Lancelot bij zijn eerstvolgende
bezoek heel koel ontving.
Lancelot begreep niets van haar houding en schonk
haar nederig een halsketting, bezet met de
schitterende diamanten die hij op toernooien had
gewonnen. Guinevere greep het geschenk en wierp
het door het raam, dat wegens de warmte openstond,
in de stroom. Even glinsterden de diamanten en
toen was alles weg.
De uitvaartboot
Lancelot schrok hevig van wat ze deed. Hij
leunde vlug uit het venster en keek de juwelen na.
Net op dat moment zag hij een boot die zachtjes
stroomafwaarts dreef. De boot maakte een vreemde
indruk op hem en hij bleef ernaar kijken. Opeens
zag hij dat er een lijk op de boot lag. Even later
herkende hij het gelaat van Elaine. Er ging een
steek van pijn door zijn hart. De stomme schipper
stopte bij de trappen van het paleis. Arthur gaf
het bevel het lijk bij hem te brengen. Hij pakte
de brief uit de verstijfde hand van de vrouwen las
hem hardop voor aan de hovelingen die om hem heen
stonden.
De koning was diep getroffen door het verhaal van
Elaines liefde. Hij besloot haar laatste verzoek
in te willigen en haar te laten begraven. Lancelot
nam die taak bereidwillig op zich. Aan de
aanwezigen vertelde hij wat er met hem en het
meisje was gebeurd. Zijn stem trilde toen hij over
haar sterfbed vertelde en riep: 'Arthur, mijn
vorst, en allen die dit horen, weet dat ik diep
bedroefd ben om de dood van deze mooie vrouw. Zij
was trouwen goed en had lief met meer liefde dan
alle vrouwen die ik ken. En toch, beminnen is nog
niet bemind worden, niet op mijn leeftijd, al is
jeugd nog zo aanlokkelijk! Ik zweer bij recht en
ridderschap, dat ik geen aanleiding heb gegeven
tot zulk een liefde. Mijn vrienden kunnen dat
getuigen, haar broers en haar vader, die ook zelf
wilde dat ik oprecht en bot zou zijn, ja, het
gevoel in haar zou doven door wat mij vreemd is:
onhoffelijkheid.
Ik deed mijn best, ik verliet haar zonder afscheid
te nemen.
Maar had ik geweten dat het zo zou aflopen, dan
had ik iets beters geprobeerd, iets wat haar van
zichzelf had bevrijd.'
Gekweld door berouw over wat hij onwetend had
misdaan, verliet Lancelot het hof van Arthur en
begon te zwerven. Hij keerde er net op tijd terug
om Guinevere te kunnen redden van weer een valse
beschuldiging. Hij was verontwaardigd over de
manier waarop ze was behandeld, en nam haar mee
naar Joyeuse Garde. Daar zwoer hij dat hij haar
zou verdedigen, als het moest zelfs tegen de
koning. Dat wekte Arthurs woede; jaloerse
hovelingen hadden hem al tegen zijn vrouw opgezet
en Lancelots verklaring deed de deur dicht. De
koning sloeg het beleg voor het kasteel waarin
Lancelot en zijn vrouw zich ophielden. Arthur
daagde Lancelot geregeld uit om met hem te
vechten, maar de ridder weigerde dat telkens.
Daarmee was het probleem niet opgelost. Het werd
steeds groter, totdat de paus zelf tussenbeide
kwam en gezanten naar Engeland stuurde die de zaak
onderzochten. Lancelot was ervan overtuigd dat
Guinevere voortaan met alle respect zou worden
behandeld en gaf haar weer aan de koning. Hij zelf
trok zich terug op het landgoed van zijn vader in
Brittannië.
De woede van Arthur jegens Lancelot was echter nog
niet bekoeld. Hij liet Guinevere achter onder de
hoede van zijn neef Mordred en ging met een groot
leger naar Brittannië.
Het verraad van Mordred
Arthur was nog niet vertrokken of Mordred ging
tot verraderlijk gedrag over. Hij legde meteen
beslag op de troon. Omdat hij wel wist dat niemand
hem zou tegenspreken, verklaarde hij in het
openbaar dat Arthur was verslagen, en hij zette
Guinevere onder druk om met hem te trouwen.
De koningin weigerde verbitterd op zijn avances
in te gaan. Uit wraak zette hij haar in de
gevangenis en hij liet haar pas weer vrij toen ze
beloofde te doen wat hij wilde. Daarop vroeg ze
toestemming om naar Londen te gaan, waar ze een
bruidskleed zou kopen.
Guinevere had echter heel andere plannen. Zodra
ze in Londen aankwam, liet ze zich in de Tower
opsluiten en stuurde ze Arthur het bericht dat ze
in gevaar was. De koning liet de belegering van
Lancelots kasteel meteen over aan zijn mannen. Hij
stak de zee over en kwam het leger van Mordred bij
Dover tegen.
Mordred was erg boos omdat hij in zijn plannen
werd gedwarsboomd, en verzamelde zijn leger. Na
enige besprekingen werd bepaald dat Arthur en
Mordred ieder met een gelijk aantal ridders zouden
verschijnen om de vredesvoorwaarden vast te
stellen. Ze hadden afgesproken dat ze geen wapens
zouden trekken. Alles zou goed zijn afgelopen als
er niet een adder in het gras was verschenen. Toen
één van de ridders de slang zag, greep hij zijn
zwaard om het te doden, en die onverwachte
beweging ontketende één van de bloedigste
gevechten die in de middeleeuwse literatuur zijn
beschreven.
Het gevecht van Arthur en Mordred
Aan beide kanten vochten de ridders
uitzonderlijk dapper, totdat er bijna niemand meer
leefde. Toen kwam Arthur Mordred tegen. Hun ogen
spoten vuur op het moment dat ze elkaar in de
dodelijke strijd ontmoetten. 'Eén van ons moet
sterven,' mompelde Mordred. 'Dat ben jij,'
antwoordde de koning. Hoewel hij uitgeput was,
lukte het hem zijn tegenstander een fatale klap te
geven. Maar toen Mordred op de grond viel, hakte
hij krachtig op de koning in, die ernstig geraakt
werd en stervend in elkaar zakte.
Zo viel koning Arthur onder het geweld van zijn
verraderlijke neef. Hij zou overigens niet
gesneuveld zijn als zijn toverschede niet was
gestolen door zijn zuster Morgana, de elf, die dus
eigenlijk de dood van de koning veroorzaakte.
Het slagveld bood een verschrikkelijke aanblik.
Overal lagen lijken van ridders en de kreten van
stervende krijgers verscheurden de lucht. Mordreds
mannen waren tot de laatste toe gedood. Van het
leger van Arthur was alleen Sir Bedivere aan de
dood ontsnapt. Toen hij zag dat zijn meester op
sterven lag, knielde hij snel naast hem neer en
hield het bijna niet meer uit van verdriet.
Arthur gaf hem het bevel het zwaard Excalibur
op te pakken en het zo ver mogelijk in het meer te
gooien. Dan moest hij terugkomen en vertellen wat
hij had gezien. De ridder vond het jammer zo'n
kostbaar zwaard weg te gooien. Dus verborg hij het
tot twee keer toe. Maar de stervende vorst kwam
daar telkens achter en bezwoer Sir Bedivere
tenslotte dat hij het moest weggooien.
Op het moment dat het toverzwaard het water
raakte, zag Sir Bedivere een hand uit de diepte
omhoogkomen. De hand greep het wapen, zwaaide er
drie keer mee en verdween toen onder water.
Verbaasd rende hij naar Arthur. Hij verklaarde dat
hij zijn ogen had gesloten om de juwelen in het
heft niet meer te hoeven zien en het zwaard toen
van zich af had geworpen. 'Met beide handen wierp
ik het, maar toen ik weer keek, zag ik een arm,
gehuld in wit fluweel, mystiek en vreemd, die het
wapen pakte en rondzwaaide, drie keer, en het toen
onder water dompelde.'
Toen Arthur dat hoorde, was hij zichtbaar
opgelucht. Hij vertelde Sir Bedivere nog dat
Merlijn had gezegd dat hij niet zou sterven.
Daarop beval hij de ridder hem in een boot te
leggen, die geheel met zwarte doeken bekleed zou
zijn. Deze boot zou hij vinden door toedoen van de
elf Morgana, de koningin van Northgallis en de
koningin van de Westerlanden.
Sir Bedivere kon geen woord uitbrengen van
verdriet en deed vlug wat Arthur hem gezegd had.
Hij vond de boot, legde de koning erin en
vertrouwde hem toe aan de drie vorstinnen.
Bedivere vroeg Arthur toestemming hem te
begeleiden, want hij zag dat hij niet lang meer
zou leven. Dat vond Arthur echter niet goed, want
hij moest alleen naar het eiland Avalon gaan. Hij
hoopte dat zijn wond daar zou genezen en dat hij
eens bij zijn volk zou terugkeren.
Arthur in Avalon
De onheilspellende, zwarte boot stak van wal,
beladen met een last die men nooit meer zou zien.
Toch zagen de mensen nog lang naar zijn terugkeer
uit; per slot van rekening had hij zelf gezegd dat
hij hoopte terug te komen. Niemand durfde te
zeggen of hij leefde of dood was. Maar over het
algemeen hield men het erop dat hij eeuwige jeugd
en zaligheid genoot op het fabeleiland Avalon,
vanwaar hij zou terugkeren als de mensen hem nodig
hadden. Dat werd in Engeland zo algemeen geloofd
dat toen Philips van Spanje met Maria trouwde, hij
plechtig moest beloven dat hij de kroon aan Arthur
zou teruggeven als deze hem zou komen opeisen.
Andere romans en gedichten vertellen dat Arthur
in de boot naar Glastonbury werd gebracht, waar
zijn overblijfselen in een graf werden gelegd.
Guinevere trok zich terug in het nonnenklooster in
Almesbury. Daar kreeg ze eens bezoek van Lancelot,
die tot zijn spijt te laat was gekomen om de
koning te redden of zich met hem te verzoenen. Dat
deed de ridder veel verdriet, want hij had nog
steeds veel respect voor de koning.
Vervolgens trok Lancelot zich in een
kluizenaarscel terug en hield zich zes jaar lang
bezig met boete doen en bidden. Daar kreeg hij een
visioen dat Guinevere was overleden. Geschrokken
ging hij naar Almesbury en vernam dat ze inderdaad
niet meer in leven was. Met veel eerbied en
respect zette Lancelot haar bij in de kapel van
Glastonbury, naast het graf van Arthur. Daarop
trok hij zich weer terug in zijn cel.
Zes weken later ging de gekwelde ziel van deze
beroemde held in vrede heen. Hij was volledig
uitgeput van het waken en vasten. Op het moment
dat hij stierf, zag de priester die bij hem waakte
hoe engelen zijn ziel opnamen en hem naar de hemel
droegen. Daar werd de ziel door een koor van
engelen begroet.
Het lichaam van Lancelot werd aan de voeten van
Arthur begraven. Sommigen zeggen echter dat hij
een graf kreeg in Joyeuse Garde, waar hij en de
koningin zoveel gelukkige uren met elkaar hadden
doorgebracht.
Het volk was diep bedroefd om zijn dood.
Sir Ector de Moris vertolkte de gevoelens van alle
ridders toen hij zei:
'Sir Lancelot, u was het hoofd van alle ridders en
nu durf ik te zeggen dat u, die daar ligt, nooit
geëvenaard zult worden door enige ridder hier op
aarde.
U was de dapperste ridder die ooit een schild
voerde.
U was de trouwste vriend voor uw vriend die ooit
een paard besteeg.
U was de trouwste minnaar onder de mensen die ooit
een vrouw beminde.
U was de zachtmoedigste mens die ooit een zwaard
hanteerde.
U was de goedhartigste mens die ooit met ridders
streed.
U was de vriendelijkste man die ooit in een zaal
tussen vrouwen aan een maaltijd aanzat. En u was
de moedigste ridder voor uw doodsvijand die ooit
de speer deed rusten.'
EINDE
Bewerkt door
Drs. Hans.P. Keizer
|