Arthur en de
Zonnekoning De zomer is tot een einde gekomen. De eerste
herfstbui doet zijn intrede. Arthur zit aan zijn
bureau voor zich uit te staren en luistert hoe de
regendruppels tegen het raam kletteren. Hij is
bezig met zijn huiswerk, althans dat probeert hij.
Hij heeft zijn ouders beloofd dat hij dit jaar
zijn best zal doen op school. Vorig jaar heeft
Arthur niet zo goed zijn best gedaan en is daarom
blijven zitten.
Er wordt op de deur geklopt. "Arthur, Arthur,"
klinkt het aan de andere kant. Het is Anna, het
jongere zusje van Arthur. "Ga weg Anna, ik ben
bezig." "Mamma vraagt of je meegaat naar de
bibliotheek." Arthur hoeft hier niet lang over na
te denken. Zijn huiswerk kan hij dan laten voor
wat het is. De bibliotheek vindt Arthur heel leuk.
Arthur is dol op lezen, vooral als het boeken zijn
die over farao's en Egypte gaan. "Oké, ik kom
eraan," zei Arthur. Tien minuten later staan
Arthur, zijn zusje Anna en zijn moeder voor de
bibliotheek. Het is nog net geen zeven uur: de
bibliotheek is nog gesloten. In de verte hoort
Arthur de klok zevenmaal slaan. De deuren van de
bibliotheek worden geopend. "Goedenavond
allemaal", zegt de beheerder van de bibliotheek.
Arthur loopt richting de geschiedenisboeken en
kijkt of er nog wat tussen zit.Hij pakt een boek
over "De zonnekoning van Egypte". Het is een boek
dat gaat over "Amenhotep de derde", een farao die
zevenendertig jaar lang koning van Egypte was.
Arthur bladert het boek snel door en besluit om
het terug te zetten. Op dat moment hoort hij
iemand fluisteren. " Neem het boek, lees het
boek." "Waar komt dat gefluister vandaan?" vraagt
Arthur zich af. Hij kijkt naar links, hij kijkt
naar rechts. Hij ziet niks! Dan hoort hij het
weer! "Neem het boek mee." Arthur pakt het boek en
loopt naar zijn moeder. "Mamma, ik neem dit boek
mee." Arthur loopt de bibliotheek uit en ziet dat
een man, geheel in het wit gekleed, naar hem lacht
en wuift. Arthur draait zich snel om en loopt naar
de auto. Door de achterruit van de auto ziet
Arthur de man zwaaien. "Wat een vreemde man,"
vindt Arthur.
Als ze thuiskomen gaat Arthur gelijk naar zijn
kamer. Hij gaat op bed liggen, slaat het boek open
en bladert het even snel door. Dan schrikt hij en
gooit het boek weg. "Hoe kan dat nou?' vraagt
Arthur zich af. "Heb ik het wel goed gezien?" Hij
stapt uit bed en loopt voorzichtig naar het boek.
Hij pakt het op en gaat naar bladzij
honderdvierentwintig. Arthur schrikt weer. Hij
ziet toch echt een gelijkenis. Op de bladzijde
staat een afbeelding van koning Amenhotep de
derde. "Het kan gewoon niet waar zijn. De in wit
geklede man, uit de bibliotheek, lijkt als twee
druppels water op koning Amenhotep de derde. Heel
merkwaardig," denkt Arthur. Hij doet het boek
dicht en gaat slapen.
Arthur schrikt wakker. Een fel wit licht
schijnt door zijn kamer. Hij kijkt op zijn wekker.
Drie uur. Het licht dooft langzaam. Het is weer
donker. Arthur valt weer in slaap. De volgende
ochtend wordt Arthur vroeg wakker. "Ik heb zo raar
gedroomd vannacht." Arthur loopt naar de keuken en
pakt een beker melk en een boterham. Hij loopt weer
naar zijn kamer, pakt het boek en slaat het open.
"Hé, er zit een briefje in." Hij vouwt het briefje
open. Hij leest wat er op staat. "Wie dit boek
leest zal de geschiedenis herbeleven." "Vreemd
briefje", denkt Arthur. "Wie zou dit hebben
geschreven?" Hij gaat aan zijn bureau zitten en
laat het briefje voor wat het is. Hij verdiept
zich in het boek.
Hij leest hoe de twaalfjarige Amenhotep koning
van Egypte wordt. Hij leest hoe de koning "de
tempel van Karnak" voltooit. De tempel waar zijn
vader Thoetmosis ooit aan begonnen was. Hij leest
over de dodentempel van Amenhotep, die gebouwd
werd toen de koning pas veertien jaar oud was. Hij
leest over de vele oorlogen die hij gewonnen had.
Arthur vindt dit boek fantastisch! Hij vraagt zich
af hoe het zou zijn als hij koning van Egypte was.
Op datzelfde moment gaat het raam open. Er komt
weer een helderwit licht zijn kamer in. Nu weet
hij zeker dat het geen droom is. Arthur ruikt een
vreemde lucht. Hij valt op de grond. Hij is
bewusteloos.
Langzaam gaan de ogen van Arthur weer open. Hij
is nog wat duizelig. "Waar ben ik?" "Wat is er
gebeurd?" Hij wil opstaan, maar dat lukt hem nog
niet. "Blijf maar liggen," hoort hij zeggen.
"Alles is in orde." Hij ziet een jong meisje naast
zijn bed zitten. "Wie ben jij?" "Wat doe jij
hier?" vraagt Arthur. "Ik ben Iaret, de zus van
koning Amenhotep," antwoordt het meisje. "O, dan
is het goed", zegt Arthur verward. Na enkele
seconden dringt het pas door bij Arthur. Hij is in
Egypte. Zijn fantasie is werkelijkheid geworden.
Hij is in het jaar 1389 voor Christus. Het
tijdperk van de farao's.
Arthur staat op en loopt naar een raam. Hij
kijkt naar buiten. Wat hij ziet is onvoorstelbaar.
Een paleis, zo groot, je moet het met je eigen
ogen gezien hebben, wil je het geloven. Er staan
verschillende gebouwen rondom het gebouw waar
Arthur is. Later blijkt dat hij in een van de
villa's logeert. Er wordt op de deur geklopt.
"Binnen," zegt Arthur. De deur gaat open. Er komt
een jongeman van een jaar of zestien binnen.
"Hallo Arthur, welkom in mijn paleis." Arthur kan
zijn ogen niet geloven. Hij staat tegenover koning
Amenhotep de derde. Arthur buigt en groet. "Kom
mee", zegt de koning. "Ik laat je het paleis
zien." Arthur weet niet wat hij ziet. Er is een
noordelijk paleis, een middenpaleis en een
zuidelijk paleis. Er zijn tempels, tuinen en
vijvers. Zelfs de bedienden en ambtenaren van de
koning wonen op het complex. "Waar ben ik?" vraagt
Arthur. De koning vertelt dat hij in Malkata is.
"Malkata ligt in de westelijke woestijn langs de
rivier de Nijl," zegt de koning. Arthur weet niet
wat hem overkomt. Hij is nog steeds een beetje
duizelig en denkt dat hij droomt.
Tijdens het avondmaal zit Arthur naast de
koning. Normaal gesproken is dit de plaats van de
koningsvrouw, maar de koning maakt voor een keer
een uitzondering. Het wordt een feest om nooit te
vergeten. Na de maaltijd neemt de koning Arthur
mee, om de hemel en zijn goden te aanschouwen. De
koning neemt afscheid van Arthur en wenst hem een
goede nacht. Hij pakt de hand van Arthur en doet
hem een kobaltblauwe armband om. Arthur is
sprakeloos. "Is dit voor mij?" vraagt Arthur. De
Koning knikt en loopt naar zijn verblijf. Arthur
gaat naar zijn kamer en gaat slapen.
De volgende ochtend wordt Arthur vroeg wakker.
Hij kijkt naar het plafond. Hij ziet posters
hangen van zijn favoriete rockband. Hij doet zijn
hoofd iets omhoog. Er ligt een boek op zijn borst.
Het is het boek "Zonnekoning van Egypte". "Heb ik
alles dan gedroomd?" "Het was net echt." Arthur
staat op en doet zijn raam open voor wat frisse
lucht. Hij kijkt naar buiten. 'Krijg nou wat. Daar
loopt die man van de bibliotheek weer." Arthur
ziet hoe de in wit geklede man langs zijn huis
loopt. De man wuift en wijst naar zijn pols.
Arthur begrijpt er niks van. Dan valt zijn oog op
zijn eigen pols. "Wat is dit nu?" "Is het dan toch
echt gebeurd?" Om de pols van Arthur zit de
kobaltblauwe armband die hij van koning Amenhotep
heeft gekregen.
door Steven van
Dinter
|