Alimali en de boom

Er was eens in een mooi land een Dwerg wiens naam Alimali was. Hij woonde in een dennenbos. Daar was hij van jongs af aan in opgegroeid en nu hij een volwassen Dwerg is en niet meer bij zijn ouders woont, woont hij nog steeds in het bos met de duizenden dennenbomen. En het was op een warme dag aan het einde van de lente, dat Alimali een wandeling maakte door het bos. Hij liep over paden, die hij al duizend keer bewandeld had, maar hij liep ook over paden, die hij nog niet eerder gezien had. Zodoende kwam hij in een gedeelte van het bos waar hij nog nooit was geweest en hij snoof de nieuwe lucht in. De lucht rook anders - had een heel ander verhaal dan het gedeelte van het bos waar hij in woonde. De bomen waren jonger en levendiger en stonden minder dicht op elkaar. En daardoor scheen de felle na-lentezon door de naalden van de dennen heen alle op zijn hoofd. Alimali kreeg het erg warm en besloot even uit te rusten.

'Zo, beste Boom,' zij hij tegen de Denneboom die naast hem groeide. 'Waar vind ik een goede schuilplaats tegen de zon?' De boom antwoordde natuurlijk niet, en Alimali zocht voor zichzelf een schuilplaatsje in de schaduw van de boom. Maar zoals gezegd: de zonnestralen schenen door de naalden van de boom heen en schenen alle op Alimali's hoofd. Hij stond weer op en besloot dan maar weer verder te lopen. Hij liep een heuvel op en zag dat op de top een flinke open plaats was. Hier vind ik dus al helemaal geen schaduw, dacht Alimali, ik kan beter weer teruggaan naar de voet van de heuvel; dennenbomen geven tenminste nog een beetje schaduw. Maar plotseling werd zijn oog getrokken naar een boom, die middenin de open plek stond. Deze boom was anders dan de bomen die hij kende. Hij rende ernaartoe. Hij zag dat deze boom geen naalden had, maar... bladeren. Duizenden prachtige, donkergroene bladeren, die alle wuifden in de wind. Alimali was op slag verliefd op de boom; zoiets moois had hij niet eerder gezien: dit was wel even andere koek dan de dennenbomen, die allemaal op elkaar lijken. Onder het dichte bladerdak van de boom was een overvloed aan ononderbroken schaduw en Alimali liet zich neervallen in het heerlijk verende gras onder de boom. Ja, het beviel hem daar zo goed, dat hij besloot zijn oude huis (Denneboom nummer 34 aan het zevennaaldenpad) te verkopen en hier op de heuvel te wonen: Groenheuvel nummer 1. En de lente veranderde in de zomer en het werd almaar warmer, maar de bladeren van de boom hielden de felle zonnestralen tegen en brachten een aangename schaduw over Alimali. En op dagen dat er geen zon was maar regen, hielden de bladeren van de boom alle regen tegen zodat Alimali helemaal niet nat werd; geen dennenboom had ooit zoiets gedaan! En zo gingen gelukkige dagen voor deze Dwerg voorbij. En de dagen werden weken en de weken veranderden in maanden; de zomer die begonnen was, kwam nu weer ten einde en de herfst maakte zijn entree.

Toen op een zekere dag middenin de herfst gebeurde het. De temperatuur was in de afgelopen weken langzaam omlaag gegaan: het was kouder geworden. Alimali zat geleund tegen zijn dierbare boom op de grond en keek voor zich uit. Hij droomde over verre landen en plaatsen. Maar die droom werd plotseling verstoord, omdat er iets voor zijn ogen dwarrelde. Eerst dacht hij dat het een vlinder zou zijn, maar na goed gekeken te hebben, zag hij - verbazing ten top - dat het een blaadje was. Een blaadje van zijn eigen boom was gevallen. Hij slaakte een kreet. 'Wat gebeurt er?!' Met zijn kleine handen pakte hij het blad op en hield het tegen zich aan. Met zijn vingers ging hij over de nerven.

'Elk blad heeft een herinnering,' fluisterde hij, 'een verhaal, dat niemand meer kent. Uit tijden die door allen vergeten zijn...' Het blad, dat hij vast had, had bruine randen: het was niet gaaf.

En hier bleef het niet bij! Want plotseling merkte Alimali, dat overal om hem heen bladeren vielen van de boom. In paniek liep hij rond de boom en raapte ze alle op, of hij ving ze alvorens ze op de grond vielen. En hierna klom hij in zijn boom, en plakte de blaadjes weer vast aan de takken. Maar zodra hij weer op de grond stond, vielen zij er weer af, en met hen vele andere. Maar Alimali gaf niet op, en hij ving de bladeren de gehele dag, en hij plakte ze vast wanneer hij de tijd ervoor had, en opnieuw raapte hij ze van de grond en opnieuw plakte hij ze vast. Maar met de Heraut van Koning Winter kwamen er stormen en regens en de bladeren vielen in groten getale - meer dan Alimali kon vangen en opplakken. En het ergste vond hij nog, dat de boom de regen niet meer tegenhield. Moe en verdrietig (en nat) zat Alimali weer tegen de stam van de boom aan. Zo gelukkig als hij was geweest, zo ongelukkig voelde hij zich nu. Maar de nieuwe dag gaf nieuwe moed en heel de volgende dag werkte hij opnieuw om zijn boom in glorie te verheffen, maar elke keer vielen de bladeren terug. En de dagen werden weken, de weken werden maanden: Koning Winter kwam en ging. De boom nu, was naar en lelijk en kaal. De weinige bladeren die Alimali er nog op had weten te plakken, waren vies en bruin.

'De boom is dood,' huilde Alimali. 'Mijn schoonste is vergaan, haar waardigheid afgenomen.' Diep bedroefd viel hij onder de kale takken in slaap.

Maar die dag, kwam er iemand voorbij. Een oude Dwerg, en hij zag Alimali liggen op de grond.

'Wat is er?' vroeg hij. 'Waarom ween je op de grond?'

'Zie toch mijn boom. Hij is doodgegaan. Vorig jaar nog zat hij vol in donkergroen blad, en nu is hij dood...' De oude Dwerg ging bij hem zitten.

'Zeker, hij is dood,' zei hij. 'Maar weet jij niet dat er na de dood een veel mooiere boom is? In de herfst sterft de boom, maar in de lente leeft hij weer! Zo is het met het geluk. Toen jij deze boom vond was je blij. Toen hij stierf, was jij bang en wilde je hem sparen. Je probeerde jouw geluk te behouden. Maar je maakt niet je eigen geluk: het wordt je geschonken. Met de boom stierf ook jouw blijdschap, maar nu zal deze met de boom opnieuw leven: en dan zal zij groter zijn, mooier. Kijk!' de oude Dwerg brak een twijgje van de boom af. 'Aan deze tak groeien knoppen. Deze waren er al in de herfst. Nu komen zij tot bloei; heel de winter hebben zij gewacht om opnieuw te leven. In de herfst stierf jouw geluk, maar de kiem die deze lente tot bloei komt, was in de herfst al gepland.' Toen liep de oude Dwerg weer weg en Alimali was alleen.

De dagen verstreken, en weken gingen voorbij. En plotseling, op een mooie, warme dag zag Alimali, dat aan de boom honderden witte bloemetjes groeiden. En tussen de bloemen openden zich nieuwe blaadjes, mooier dan hij ooit had gezien. Zij waren lichtgroen van kleur en de bloemetjes roken heerlijk. Alimali dacht terug aan wat de Oude Dwerg gezegd had, en hij was erg gelukkig.

door Niels van der Plas
Bron:http://www.maribi.com/verhalen/index.htm